Lezen

'Heb je het tegen mij?'/filmscène/ voor Martin en Robert

         Het is waanzin maar ik weet het nog niet. Ik lig met m’n kleren en laarzen aan op mijn bed in m’n troosteloos éénkamerappartementje. Mijn leven is een leven van eenzaamheid. Ik ben de isolatie en de vensterloosheid van mijn bestaan en deze kamer beu. Het is allemaal verschrikkelijk. Er staat één tafeltje, één stoel, één bed. Op een houten kist staat een TV en aan de andere kant van de kamer hangt er wasgoed. Overal ligt er rommel. Aan de muur boven het gasvuur hangen er potten en pannen, een rekje met allerlei dozen. Aan de andere muur hangen er verkiezingsaffiches. Ik ben de klootzakken en de smeerlapperij beu. Ik ben gewelddadig. Ik kan er niet meer tegen.          Ik oefen in de spiegel. Met een lichte glimlach en zelfgenoegzaam trek ik een pistool uit de mouw van mijn kaki vest. Ik kijk mijn denkbeeldig slachtoffer recht in de ogen. Ik ben het noorden kwijt en dat interesseert me in z’n geheel niet. Het lijkt wel of ik van de duivel ben bezeten. Als een krankzinnige blijf ik in de spiegel oefenen. Ik zie de horror niet in die spiegel. Ben ik arrogant? Ik voel me goed. Het is intens. Ik ben Vietnam - veteraan en taxichauffeur. New York kan mijn kloten kussen. Ik ben niet waanzinnig. Het lukt me al goed de revolver te trekken. Ik blijf maar in die spiegel kijken.          Ik oefen in de spiegel: ‘Ik probeer… strontzak…’ ‘Sneller dan jou! Lul!’ ‘Ik sta hier. Zeiker’ ‘Ik ben de enige hier.’ ‘Als je één beweging maakt, .. als je … dan…’ ‘Probeer, probeer het maar.’ ‘Heb je het tegen mij?’ ‘Heb je het tegen mij?’ ‘Tegen wie denk je dat je bezig bent? Hé!’ ‘Hé’ ‘Ooh yeah’ ‘Luister jullie klootzakken, ik ben een man die het niet meer kan verdragen, een man die het niet zou laten gebeuren, een man die zich verzet tegen het uitschot, de kuttenlikkers, de honden, het vuil, de stront.’ ‘Hier is een man die zich verzet..’ ‘Hier is …’  

Hubert Grimmelt
0 0

'ik neem wraak'/filmscène/voor Amélie

         Mijn psychotische moeder en ik hebben mijn suïcidale goudvis in een vijvertje gegooid; de bokaal erachteraan. Het regent. Als troost krijg ik van m’n moeder een tweedehands Kodak Instamatic fototoestel. Ik fotografeer graag leuke wolken. Sommige in de vorm van een konijn, andere in de vorm van een teddybeer. De zon schijnt. Ik draag een oranje golfje en een wit hemdje.          Plots knalt er een kleine, rode Peugeot tegen een blauwe Citroën CX. “Petite fille!’ roept de buurman, “wat heb je nu gedaan?” Hij maakt me wijs dat er iets mis is met m’n fototoestelletje. Het veroorzaakt ongevallen.          Na de hele middag foto’s te hebben gemaakt, slaat de schrik me om het hart. Ik zijg neer voor de TV. Ik ben angstig. Ik zit vol schuldgevoelens over een reusachtige brand, twee treinontsporingen en een crash van een Boeiing 747. Met wijd opengesperde ogen kijk ik naar de beelden.          Enkele dagen later neem ik wraak. Ik heb doorgekregen dat de buurman me beetnam en misbruik heeft gemaakt van mijn naïviteit en fantasie. Ik zit op het dak naast de schouw en het kastje van de antennekabels. Het is mooi weer. Ik heb mijn haar in twee staartjes en ik kijk boos. Ik luister naar voetbal op een transistorradiootje. M’n vervelende buurman bekijkt diezelfde match op z’n TV. Net op het moment dat er gescoord gaat worden, trek ik de antennekabel uit. De televisie van de buurman doet het even niet. Enkele tellen later steek ik de kabel terug in. De televisie doet het dan eventjes wel. De buurman wordt gek en roept:’ Godverdomme, wat is dit?’ Ik herhaal dit een paar keer op cruciale momenten. De buurman wordt knettergek. Hij springt woedend recht en vloekt:’Putain! Godverdomme!’ Als een waanzinnige klopt hij opzij op z’n toestel. Hij wil er zelfs een beeldje tegenaan gooien. In totale wanhoop begraaft hij uiteindelijk huilend z’n hoofd in de zetel.          Mijn leven wordt fantastisch.

Hubert Grimmelt
9 0

Peter Pan

Peter Pan (in de slaapkamer van Rosalinde en James. Ze maken zich klaar voor een etentje met de familie. James heeft zijn vader nog geen enkele keer gezien.) R: Ben je nerveus? J: Nee. R: Waarom zweet je dan als een varken? J: Omdat het hier warm is. R: Nee, dat is het niet. Jack, je hoeft niet nerveus te zijn. We hebben al voor hetere vuren gestaan. En jack, niemand kan ontkennen dat je als twee druppels water op Jane lijkt. En zelfs als hij te blind is om dat te zien of je niet aardig vindt, wie kan het schelen? Mij in elk geval niet. Het maakt mij niets uit of je nu een prins, struikrover of een varkentje bent. J: Mij kan het wel schelen. Hoe kan ik een goede vader zijn voor onze zoon als mijn eigen vader me niet wilt accepteren? R: Nu komt het varken uit de mouw. J: Sneeuw… R: Je ziet het helemaal verkeerd. Jij zal hoe dan ook een geweldige vader zijn voor onze dochter met of zonder koning Bastian van Twin Wish. Dus stop met zo te piekeren. J: Dochter? R: Ja. Of allebei. J: Wat! R: Ontspan, ik maak maar een grapje. Het kon zo zijn. Het zit in de familie weet je. Be: Uwe hoogheden. U wordt verwacht voor het diner. R: Kom mijn varkentje laten we wat wassen. (in de eetzaal wachten koning Bastian, koningin Célia en prinses Jane op James en Roselinde.) C: Je moet niet nerveus zijn. P: Dat ben ik niet. … Misschien een beetje. Célia, ze hebben ons al misleid. Ik heb al… C: Ik weet dat we al verschrikkelijke dingen meegemaakt hebben maar Bas vertrouw je mij? P: Natuurlijk. C: Dan kan ik je vertellen dat ik zeker weet dat deze jongeman een diner van jou tijd waard is. Be: Uwe hoogheden, Prinses Rosalinde van Snowdale en Jack Peter Pan. R: Uwe majesteit. C: Roselinde, hoe voel je je? R: Goed, dank je. Zolang ik geen korset hoef te dragen ben ik ok. C: Bastian? P: De gelijkenis is inderdaad verbluffend. Ja: Ik weet het papa, geef hem een pruik en één van mijn jurken en hij ziet er volledig als mij uit. C: Jane Annabelle ik denk niet dat Jack één van je jurken wilt dragen. R: (fluistert in James zijn oor.) Het zou niet de eerste keer zijn dat je een jurk draagt. (Knipoog) (Iedereen zit aan tafel.) C: Wat vind je van de soep, Rosalinde? R: mmm… Heerlijk. P: Al lijk je heel veel op Jane dan nog moeten we zeker weten dat jij weldegelijk James bent.  C: Ok, we slaan de praatjes over. P: Er is een manier om te zien of jij de prins bent. Morgen zal je getest worden. R: Wat voor proef moet hij doorstaan. C: O, niets echt gevaarlijk, Roselinde. Ja: Erwten Jack? Hou je niet van erwten? J: We hebben er nog nooit gegeten. Ja: Nog nooit? Dan moet je ze zeker proberen. J: Mmmm… Ja: Lekker hé? J: Moet jij erwten hebben Jane? Ja: Nee bedankt, ik hou niet zo van ze. C: Jack ik hoopte, als het niet te veel voor je is, dat je ons jouw verhaal zou willen vertellen. J: Natuurlijk moe… natuurlijk uwe hoogheid. Het eerste dat ik me kan herinneren is dat ik op een schip woonde. De kapitein heette Haak omdat hij een haak in plaats van een hand had. P: Hij had een haak in de plaats van een hand? J: Ja, hij raakte hem kwijt in een gevecht met de krokodil. P: In een gevecht met een krokodil? C: Bas! J: Nee, uwe hoogheid, niet met een echte krokodil maar met de man die we zo noemden.  Toen ik zeven werd kon ik samen met een groep jongens ontsnappen van de boot. We hielden ons toen schuil op het eiland van de Krokodil ‘Nooitgedachtenland’. C: Hoe konden zo’n jonge jongens overleven zonder ouders om voor hen te zorgen. J: Er waren veel mensen op het eiland die voor ons zorgden en natuurlijk wisten we onszelf in leven te houden met stel… . P: Célia heeft me al ingelicht over je voormalige bezigheden. J: Het was er zo slecht nog niet. C: Wanneer ben je dan naar Snowdale gekomen? J: Alles veranderde toen zij kwam. C: Zij??? J: Wendy Schat. (Vele jaren geleden in Londen. De ‘Schat’ kinderen maken een wandeling met hun kindermeisje. John en Wendy lopen voorruit en spelen een rollenspelletje.) Jo: Arrr, wees bang, heel bang, want Rode Hand Jan komt je halen. W: O nee, spaar me Rode Hand Jan! Maar dan zal je me toch eerst moeten pakken. Jo: Kom hier kleintje. Wendy? Wendy? W: A, ik heb je te pakken Kapitein Rode Hand! Jo: Wendy, je moet me niet zo laten schrikken. Het is niet veilig hier alleen. W: Jij bent gewoon geïrriteerd omdat je verslagen bent door een meisje. Jo: Helemaal niet. L: John? Wendy? A hier zijn jullie sloebers. Jullie mogen niet zo ver alleen lopen. Jullie bezorgen mij nog eens een hartattack. Sorry Liza. M: Jullie waren opeens weg maar ik wilde ook mee spelen. W: Sorry Michael. We spelen als we thuis zijn. (Wanneer de anderen al verder lopen, komt een jongen uit de schaduw gekropen. Hij spreekt Wendy aan.) S: Psssst. Niet bang zijn. Ik ben maar een jongen. Hoe maakt u het, mevrouw? W: Ik zou niet alleen hier met een jongen mogen zijn. S: Ik zou me nooit aan je hebben laten zien als ik je verhaal niet had gehoord. W: Verhaal? S: Kapitein Rode Hand Jan en het meisje in nood. W: O dat. We waren gewoon aan het spelen. S: Vertel je verhalen mevrouw. W: Mijn naam is Wendy. Juffrouw Wendy. S: Wendy? W: Ik moet gaan. S: Wendy? Zou je me het verhaal willen vertellen, een andere keer, juffrouw Wendy? Uh… Morgen zelfde uur zelfde plaats? W: Ik weet niet… Ik zal erover nadenken. Jo: A, daar ben je. Wat stond je hier nog te doen? W: Niets. (Volgende dag gaat Wendy terug naar het steegje, waar ze Schaduw ontmoet.) W: Hallo? Ik heb niet veel tijd, maar ik wil je het verhaal wel vertellen. S: Dat zou ik fijn vinden. Hoe heet je? O waar zijn mijn manieren. Ze noemen mij Schaduw. W: Dat kan ik begrijpen. Nu het verhaal… Er was eens… (Een paar dagen later voor het slapengaan.) Jo: Wendy waar ga jij steeds naartoe op onze middag wandeling? W: Hoe bedoel je John? Jo: Hou je niet van den domme Wen. W: Ik ontmoet een jongen. Jo: Een jongen! W: Het is niet wat je denkt viespeuk. Ik vertel hem mijn verhalen en hij luistert. Jo: A, ik wil hem ook wel eens ontmoeten. W: Ik ben zeker dat hij het niet erg vindt als jij morgen meegaat. M: Ik wil ook mee! W: Nee, Michael jij moet bij Liza blijven zodat ze niet ongerust wordt. M: Maar ik mag nooit mee. W: Goed dan. Ik zorg wel voor een afleiding. En hup, nu in bed. Moeder komt ons zo een nachtzoen geven. M: Mag Nana ook mee? W: Nee, Michael. De hond is te groot en te opvallend. M: Maar hij kan heel stil zijn. W: Daar twijfel ik niet aan. Papa en mama: Goede nacht Wendy. W: Goede nacht papa, mama. Papa en mama: Goede nacht John. Jo: Goede nacht vader, moeder. Papa en mama: Goede nacht Michael slaap wel… . (De volgende dag op de middagwandeling.) W: Schaduw? S: Hallo, Wendy. Jo: Hallo! W: Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik mijn broers heb meegebracht. S: Helemaal niet. W: Waar waren we… (Liza merkt dat de kinderen weg zijn en wordt ongerust.) L: Wendy? John? Michael? Waar zijn die kinderen? Nana zoek! O, aan jou heb ik ook niets. Wendy? John, Michael? O, nu blijven ze wel heel lang weg. Ik ben ze echt kwijt. Meneer de agent! Ik ben opzoek naar 3 kinderen. A: Rustig mevrouw, ik help u zoeken. (Een aantal uur later. De kinderen worden thuisgebracht door Liza en de agent. Hun ouders staan hen in de hal op te wachten.) M: Mama! (Michael loopt in de armen van zijn mama. Papa spoort mama aan om niet te vriendelijk te zijn.) Papa: Mary… . Michael, ga met Liza naar je kamer. Wendy en John jullie blijven hier. Hoe konden jullie dit Liza aandoen. Jullie weten beter dan weglopen van haar. We waren doodongerust. Ik had meer verantwoordelijkheid van jullie verwacht. Als straf blijven jullie een week thuis. Geen middagwandelingen meer. En nu naar je kamer. Wendy, jij blijft nog even hier. Ik ben zeer teleurgesteld in je dochter. Jij bent de oudste en het wordt tijd dat jij je wat meer als een dame gaat gedragen. Wat deden jullie trouwens zo ver in de stad? W: We waren gewoon aan het spelen vader. We speelden mijn verhalen na. Papa: Verhalen? Wendy, je weet toch beter dan je broers hoofden vol te stoppen met die nonsens. Mama: George! Papa: Nee, Mary. Ze is te oud om zich met die dingen bezig te houden. Ik vrees dat ik haar te lang bij haar jongere broers heb laten slapen. Vanaf morgen krijg je een eigen kamer jongedame. W: Maar vader..! Papa: Geen gemaar. Dit is de laatste nacht op je oude kamer! Mama: George. Papa: Het is voor haar het beste Mary. Mama: En de jongens? Papa: Die moeten leren mannen te worden. Mama: Mannen? (Wendy komt huilend op haar kamer.) Jo: Wendy? W: Ik haat hem. Jo: Nee, dat doe je niet. Wat heeft vader gezegd? W: Dit is mijn laatste nacht in deze kamer. Morgen krijg ik een eigen slaapkamer. M: Zal je dan niet meer hier slapen Wendy? W: Nee, Michael. M: En kom je ons dan geen verhaaltjes meer vertellen voor het slapengaan. W: Als het aan vader ligt niet. M: Maar ik hou van je verhaaltjes. Jo: En Schaduw? Als we de hele dag thuis moeten blijven zullen we hem ook niet meer kunnen ontmoeten. W: Hij zal ons wel snel vergeten. Jo: Het spijt me Wen. W: Het is niet jouw schuld John. (Een nacht later. Wendy slaapt in haar nieuwe kamer. Schaduw staat voor haar slaapkamerraam.) S: Tik, tik, tik. Hallo. W: Schaduw? Hoe ben je helemaal hierboven geraakt? S: Ik kan goed klimmen. Laat je me erin? W: Waarom ben je hier? S: Ik heb je gemist deze middag. Dus ik dacht als zij niet naar mij komt, kom ik naar haar. Waarom was je er niet? W: We zijn gestraft. We mogen het huis een week niet meer verlaten. En ik moet in deze stomme kamer slapen. S: Jij hebt tenminste een kamer voor jou alleen. W: Heb jij dat niet dan? S: Nee, ik slaap in een kamer met veel jongens. W: Echt? S: Wil je het zien? W: Wat? Nu? Maar het is midden in de nacht. S: We zouden tot morgen kunnen wachten maar dan moet ik al vertrekken. W: Ga je weg? Waarom en naar waar? S: Omdat het moet van mijn vader. We gaan naar waar hij wilt gaan. W: Ik weet het niet. Het is niet zo verstandig om zo laat nog op pad te gaan. S: We reizen met een schip. W: Een echt schip? S: Ja, groot met witte zeilen, zoals in je verhalen. W: Ik ga met je mee. Zal ik John en Michael wakker maken? Dit willen ze vast niet missen. S: Doe maar. W: John, Michael wakker worden. We gaan op avontuur. Jullie moeten heel stil zijn. Jo: Wacht. Ik neem mijn hoed mee. W: Die zal je echt niet nodig hebben John het is de bedoeling dat niemand ons ziet. Jo: Een heer brengt altijd zijn hoed. Goed dan. W: Trek je jas aan Michael, het kan heel koud zijn. S: Hierlangs. (De kinderen sluipen het huis uit. Ze komen aan in de haven waar de boot van Schaduws ‘vader’ ligt. Een groot zwart zeil met doodshoofd wappert in de wind.) W: Wow, wat is dat schip mooi. S: Willen jullie aan boord gaan? W: Vindt je vader dat goed? S: Natuurlijk, hoe meer zielen hoe meer vreugd. We moeten wel zeer stil zijn want mijn vader en de bemanning slapen al. M: Eu… Wendy? (Michael ziet de piratenvlag.) W: Nu niet Michael, je moet heel stil zijn. (De kinderen gaan aan boord van het schip. Daar liggen vele jongens te slapen op het dek.) W: Wie zijn die jongens Schaduw. S: O, dat zijn mijn broers. Kom, dan laat ik jullie mijn kamer zien. (Zodra de kinderen in de kamer zijn, sluit Schaduw ze op.) W: Schaduw!? Schaduw!? Hou op met dit spelletje. Laat ons uit de kamer, we moeten naar huis. S: Maar Wendy, schatje, je bent thuis. W: Nee! Jo: Hij ontvoert ons. M: Ik wil naar huis Wendy. W: Ik vrees dat dat niet meer kan Michael. (Tegen Schaduw, achter de deur.) Je hebt ons erin geluisd. Jo: Dit is geen gewoon schip. Het is een slavenschip. W: Maar schaduw zei… Laat ons hier onmiddellijk uit! Ik wil je slaaf niet zijn. S: Maar Wendy jij bent mijn slaaf niet. John en Michael daarentegen… (Schaduw haalt Michael en John uit de kamer en laat Wendy alleen in de kamer achter. Schaduw presenteert hen aan Kapitein Haak.) H: Schaduw! Waar zit je etter. S: Hier kapitein. Ik heb verse jongens voor je. H: Ze stinken uren in de wind naar hun moeders parfum en hun vaders geldbuidel. Hier kan ik niets mee beginnen. S: Ze kunnen werken. H: Vetje! V: Ja~aa kapitein. Geef deze jongens een taak. Het is goed dat we al naar Nooitgedachtenland vertrokken zijn. Als ze toch nutteloos blijken kan ik ze nog gebruiken als haaienvoer. M: John!!! Jo: (Tegen Schaduw) Rat! (Tegen Michael) Hou vol Michael. (Enkele dagen later. Schaduw heeft meerdere keren geprobeerd om Wendy aan zijn kant te krijgen. Al die tijd heeft ze opgesloten gezeten in een kamer op het schip.) S: Wat? Geen vloeken, verwensingen of dreigementen meer? Ga je nu in een spreekstaking? Ook goed, als je niet schreeuwt lijkt het alsof je hier toch een beetje wilt zijn. Je moet begrijpen Wendy waarom ik je meegebracht heb. Normaal nemen we geen meisjes mee en al zeker niet van zo’n goede komaf. Maar jij bent bijzonder. Zo vol leven en fantasie. Je bent mooi en ruikt naar rozen. Ik heb nog nooit iemand zoals jij ontmoet Wendy. W: Raak me niet aan viespeuk. S: Op een dag Wendy zal je me wel willen kussen. Je wilt zo graag een kind blijven maar je zal ontdekken dat volwassen zijn veel leuker is. Tot vanmiddag! W: Ik zal eens wat zeggen schaduw! Zodra dit schip is aangemeerd zal ik maken dat ik ver weg van jou en al je leugens kom. S: Dan zal ik je weten te vinden Wendy. (Weer enkele dagen later. Het schip heeft ‘Nooitgedachtenland’ bereikt. John weet in de kamer te raken waar Wendy opgesloten zit. Wendy staat echter achter de deur met een tafelpoot en klopt ermee op Johns hoofd omdat ze denkt dat het Schaduw is.) Jo: Wendy? W: Aaaa. Jo: Auw. W: John?! Ik heb je zo gemist. Je ziet er niet uit. Jo: Bedankt. W: Hoe is het met Michael? Jo: Hij is er erger aan toe dan ik maar hij overleeft het wel. Hoe is het met jou? Heeft hij… . W: Ik ben ok. Die vetzak denkt dat ik me uit vrije wil aan hem zal geven maar ik weet niet hoeveel langer ik zijn geduld op de proef kan stellen. We moeten hier weg. Jo: Daarom ben ik hier. W: Hoe ben je hierbinnen geraakt? Jo: We zijn deze nacht aangemeerd op Nooitgedachtenland, de meeste piraten zijn naar op het eiland. Niemand besteedt veel aandacht aan ons. W: En de Schaduw? Jo: Die zag ik van boort gaan. Kom, ik denk niet dat we veel tijd hebben voor hij terugkomt. (Op ‘Nooitgedachtenland’ liggen de jonge James, die Peter Pan wordt genoemd, en zijn beste vriendin ‘Theodora’ AKA ‘Tink’ achter een paar bootjes op de loer. Ze bespieden de boot van hun ‘aartsvijand’ Kapitein Haak.) J: Kapitein Haak is terug. Barrie zal dit willen weten. T: Hé, zie je dat? Er sluipen 3 kinderen uit het schip. J: Kom dan gaan we wat dichterbij. Komaan Tink, vijanden van Haak zijn vrienden van ons. (Wendy en haar broers, gaan van het schip. Peter en Tink komen hen tegemoet. Als Wendy en haar broers hen ziet naderen zetten ze het op een lopen, omdat ze bang zijn dat ze bij kapitein Haak horen. Peter zet de achtervolging in.) W: Er zal ons toch wel iemand willen helpen op dit eiland. J: Hallo! Hey, jullie hoeven niet weg te lopen. Tink ren jij al naar de schuilplaats en zeg Barrie dat ik nieuwe vrienden meebreng. T: Zijn ze te vertrouwen? J: Zo’n angsthazen… . (Peter heeft de kinderen ingehaald.) Jo: Alsjeblieft breng me niet terug naar kapitein Haak! J: Dat zou ik nooit of te nimmer doen ‘angsthaas’. W: Laat hem met rust! We gaan nooit meer terug naar dat schip! J: Ik ook niet. Ik ben Jack maar iedereen noemt me Peter Pan. Ik kan jullie naar een plek brengen waar jullie veilig zijn voor de Zeekoe. M: Hi,hi,hi, de Zeekoe. W: Ik denk dat we moeten doorlopen tot we een volwassene vinden die ons kan helpen. J: O, maar die zullen jullie niet helpen tenzij je de juiste mensen kent. Ik vrees dat ik jullie enige hoop ben. W: Goed, dan. Jo: Wendy! We waren al eens goed van vertrouwen en zie in welke situatie we zijn beland. J: Ik ben niet zoals de Schaduw hoor. Bij mij ben je volledig veilig. W: Ja, ja…we gaan met je mee omdat we geen keuze hebben. Dat wil niet zeggen dat ik je vertrouw. J: Madame, gaat u voor. (In het kamp van de ‘Verloren Jongens’.) T: Peter komt eraan. Hij heeft vrienden van de Schaduw gevangen. Hij wil dat jullie ze meteen doodschieten als hij met ze arriveert. JO1: Weet je het zeker, Tink, dat Peter dat gezegd heeft? T: 100%. JO2: Misschien moeten we wachten tot Barrie terug is. T: Maar dan kunnen de vijanden al ontsnapt zijn. JO3: Goed, geef me mijn katapult Tink. Ik zal die smerige rotten mores leren.   (Peter en de kinderen komen aan bij het kamp. Wendy wordt geraakt door het steentje in de katapult.) W: Aaa. JO3: Raak. JO1: Peter! J: Wat hebben jullie gedaan. JO2: We schoten de vijand neer. J: De vijand!! Wie heeft gezegd dat Wendy een vijand is. JO1: Het was Tootles die haar neerschoot. JO3: Het was Tink die ons zei dat we de vijanden van Schaduw dood moesten schieten. J: Theodora! T: Het was maar een grapje. Zo erg is het niet. Kijk, ze leeft nog. W: Wat is er gebeurd? Jo: Is alles ok Wendy? Ik dacht dat je zei dat we veilig bij jou waren! Misschien moeten we… J: Dat zijn jullie ook. JO2: Ja, wij zijn de dappersten van dit eiland. Wij zullen jullie beschermen. J: Wendy, John en Michael dit zijn de ‘Verloren jongens’; Tootles, Nibs, Slightly, Curly, Twin, Twin en… Tink. W: Het is een waar genoegen jullie te ontmoeten jongens… en meisje. Wat doen jullie hier zo in jullie eentje? J: We zijn allemaal ontsnapt aan de Zeekoe en we houden ons bezig met… alles wat we leuk vinden eigenlijk. Willen jullie het eiland zien? W: We willen eigenlijk… . J: Kom dan laat ik je de zeemeerminnen zien. JO3: Bah, de zeemeerminnen. Kom John en Michael we gaan jagen. Jo: Jagen? O mijn God! (Peter neemt Tink even apart.) J: Tink? Waarom heb je gezegd dat ze onze vijanden zijn? T: Waarom bracht je ze naar onze schuilplaats? Wacht maar tot Barrie terugkomt, eens zien wat hij hiervan zegt. (Peter neemt Wendy mee naar een huis langs de kust.) J: Kom Wendy. W: Peter, ik wil eigenlijk naar huis. J: Niet voordat je de zeemeerminnen gezien hebt. W: Maar… J: Misschien kunnen zij ons helpen om je thuis te krijgen. W: Je hebt het toch niet over echte zeemeerminnen hé, want die bestaan niet. J: Natuurlijk niet. Nochtans… . We zijn er. (In de tent lopen veel schaars geklede vrouwen rond en komen mannen hun pleziertjes zoeken.) Z1: Peter! Grote, stoere jongen, kom je ons weer verhaaltjes vertellen? Z2: Ja, over die enge kapitein lange hand Jan. Z3: Eng Daisy? Die mag zijn lange vingers wel eens over mijn lijf laten gaan! Z1: Ssshut, Lis, de jongen is nog maar 10. Z3: Je weet wat ze zeggen hoe vroeger ze er aan beginnen, hoe heviger,…. Z2: Nee, nee dames hij is hier voor liefdes advies, hij heeft een meisje mee. Z1: Is dat een nieuwe aanwinst voor ons Peter? Ze is mooi. Z2: Een beetje mager. Z3: Ze is zo netjes mannen houden daar wel van. W: Peter! J: Ja, Wendy? Dit zijn uh…, hoeren. Z1: Hu… bij alle krulspelden, dit seutje noemt ons een hoer. Z2: Ha,ha,ha dit zijn we ook. Z3: En jij kan er ook één worden als je dat wilt. Dit leven is zo slecht nog niet. Elke dag warm eten, een zacht bed en een man tussen de lakens. We vinden gemakkelijk een man die bij je standaard past kindje. (De Zeemeerminnen bepotelen Wendy. Ze loopt geschrokken de tent uit. De Zeemeerminnen lachen haar na.) Z: Ha,ha,ha,… W: Peter! Dat waren hoeren! J: Hoeren? Ik dacht dat je ze aardig zou vinden. Ze zijn even oud als jij en over het algemeen zijn ze niet zo aanhalig. Ze zijn meestal zeer lief voor ons. W: Maar Peter heeft je moeder je nooit geleerd om niet met zo’n mensen om te gaan? J: Moeder? Wat is een moeder? W: Een moeder is iemand die voor je zorgt, je liefde heeft, verhaaltjes vertelt voor je gaat slapen, je leert wat je wel en niet mag enz. J: Ah, natuurlijk heb ik een moeder. Barrie is een goede moeder. W: Nee, Peter een moeder is een vrouw. J: Zou jij onze moeder willen zijn? W: Ik weet niet Peter, ik ben misschien te jong om moeder te zijn en we moeten zo vlug mogelijk naar huis. J: Voor de tijd dat je hier bent dan… Asjeblieft? Het klinkt heerlijk om een moeder te hebben. W: Goed dan, voor de tijd dat ik hier ben zal ik jullie moeder zijn. (Peter en Wendy keren terug naar het kamp. Een pijl vliegt rakelings boven hun hoofd en blijf in een boom steken.) W: Aaaa. Schieten ze nu alweer op ons? J: Dat is een pijl van de Indianen. W: Indianen? J: De originele bewoners van dit eiland. Ze hebben de verloren jongens gevangen. W: Michael en John! J: Ze zijn niet zo gevaarlijk. Maar ze denken dat wij Tijger Lelie hebben, de dochter van het stamhoofd. Haak! Die heeft haar vast gekidnapt. Kom Wendy, ik denk dat ik weet waar ze zijn. W: Haak… J: Niet bang zijn Wendy, bij mij ben je veilig. (Peter en Wendy komen bij het schip van kapitein Haak. Wendy verstopt zich achter een paar bootjes terwijl Peter aan boord gaat. Tijger Lilly zit vastgebonden op een stoel en Haak ondervraagt haar.) J: Blijf hier Wendy. H: Vertel me waar de verloren jongens zijn Lilly! Ik weet dat jullie ze geholpen hebben om te ontsnappen. (Peter doet de stem van de ‘Krokodil’ na, de eigenaar van het eiland en één van de weinige personen waarvoor Haak schrik heeft.) J: Haak! Haak! smerige rat! kom onmiddellijk naar buiten! H: Meneer Krokodil. Ik kom er zo aan een momentje. (Peter bevrijdt Tijger Lilly uit haar stoel en zet het op een lopen. Haak realiseert zich te laat wat er is gebeurd en wanneer hij achter Peter wilt aangaan komt de echte meneer de ‘Krokodil’ die hem tegen houdt.) Tij: Peter? J: Sssht. Kom Lilly. H: Peter!!! J: Rennen Lilly! Pak me dan als je kan. Kr: Meneer Haak! H: Meneer Krokodil?! Kr: Ik wil een woordje met u spreken. H: Een momentje meneer. Kr: Nu! H: Zoals u wenst. J: Kom Lilly. W: Peter, wacht op mij! (In het kamp van de ‘Indianen’.) Opperhoofd: Ha,ha,ha. Peter van de Pan, je hebt ons een grote eer bewezen door onze geliefde dochter terug te brengen. Ik zal de jongens vrijlaten. We zullen feestvieren. Kom rook met mij de vredespijp. W: Niet doen Michael. M: Maar Wendy… . (Die avond keren ze terug naar hun schuilplaats.) M: Dat was leuk Wendy. W: Fijn Michael. JO1: Peter waar is Barrie om ons een verhaal te vertellen? JO2: Moeten we weer gaan slapen zonder verhaal? JO3: Barrie komt niet meer terug hé Peter. Dat deden zijn broers ook niet. JO1: Maar wie zal ons nu verhaaltjes vertellen? J: Jongens! Ik heb iets veel beter dan Barrie. Ik heb voor jullie een moeder. JO: Moeder? J: Iemand die voor je zorgt enz. En verhaaltjes verstelt. Wendy is onze moeder en ze zal ons een verhaal vertellen. W: Peter het is al laat. J: Toe..? W: Ok dan,… . Er was eens… (Na het verhaal.) J: Wow Wendy dat was mooi. Je bent een goede moeder. W: O, maar waar ik vandaan kom heb ik een echte moeder. M: Wendy ik mis mama. Jo: Ik ook Wendy. JO1: Ik wil ook een echte moeder. JO2: Ik ook. JO: Ik ook. W: Jullie kunnen allemaal met mij mee naar huis gaan…, als we een schip vinden om ons thuis te brengen… . JO3: Staal heeft een schip. W: Werkelijk? Waar is die ‘Staal’. JO3: Hij ligt met zijn schip in de haven. Ik zag het deze morgen. W: Peter waarom heb je mij hier niet over vertelt. J: Ach ik weet niet. Het ging uit mijn gedachten. W: Nietes. Je wilde het mij niet vertellen. J: Ok, misschien wilde ik het je niet vertellen. Je bent hier nog maar net. W: Maar Peter ik heb verplichtingen thuis. J: Bah verplichtingen. Wil je niet liever plezier maken? Hier kan je doen wat je wilt. W: Zo gaat het niet Peter. J: Ga dan maar naar huis, Wendy. JO3: Ik wil ook mee! JO2: Ik ook. J: Goed! Ga maar allemaal mee naar die verplichtingen van haar. W: Peter jij kan ook mee komen. Ik weet zeker dat er iemand jou ook mist in… . J: Tot Ziens Wendy! (Wendy en de jongens verlaten het kamp. Buiten staan de piraten hen op te wachten. Wendy, die als laatste het kamp verlaat botst tegen Schaduw op. Ze probeert van hem weg te komen. Elke jongen wordt vastgehouden door een piraat.) S: Dat was een mooi verhaal Wendy. W: Aaaa. S: Dat zou ik niet doen als ik van jou was. Anders zouden je nieuwe vriendjes hun hoofden weleens kunnen verliezen. W: Hoe heb je me gevonden? S: Laten we zeggen dat een klein jaloers meisje me iets in mijn oor fluisterde. H: Goed gedaan Schaduw. Plaats de bommen rond het kamp. W: Nee. H: Zwijg! (Nadat de jongens en Wendy meegenomen zijn, rent Tink in paniek het kamp binnen waar Peter in zijn eentje zit te mokken met een versleten babyhemdje in zijn handen.) T: Peter!? J: Wendy en de jongens zijn vertrokken. T: Jij moet hier ook weg! J: Dat begin ik ook te denken. Wendy denkt dat ik ergens een moeder heb die mij mist. Je bent een gelukzak Tink. Jij weet wie je ouders zijn. Dit is mijn enige aanknopingspunt. T: Je zal er geen meer hebben als je nu niet naar buiten gaat! J: Wat is er aan de hand Tink? T: Ik heb iets doms gedaan Peter. (Tink en Peter rennen net voor de bom afgaat naar buiten.) BOEM! J: Theodora? T: Het zou kunnen dat ik aan Haak de schuilplaats heb verraadden. J: Wendy en de jongens! (Op het schip. De jongens zijn vastgebonden aan de mast.) S: Ik ben blij dat je terug bent Wendy. Jo: Raak haar niet aan! S: Maar je zus geniet er van. W: Jij rotzak, strontkop, viespeuk,… . H: Bind haar tong vast Schaduw of ik snij hem er uit. Ik snap nog steeds niet wat ze hier doet op mijn schip. S: Ze kan koken, wassen, eten maken,… . H: Dat kunnen mijn matrozen ook. De jongens kan ik gebruiken maar loos het meisje Schaduw of ik doe het. W: Ik zou graag dit schip verlaten meneer Haak. Als u mijn broers en de verloren jongens vrijlaat… . H: Zei ik dat ik je gewoon zo zou laten gaan? Je hebt weken op mijn schip gezeten. Je weet te veel, meisje. Dus de enige manier waarop je mijn schip verlaat is via de plank. W: Nee! Jo: Wendy! W: Goed, goed,… . Dag John. Dag Michael. Dag jongens. Vertel vader en moeder dat ik van ze hou. En tegen Peter… H: Genoeg. S: Sorry mijn lief. (Wendy loopt over de plank en springt…) W: Aaaaa…. PLONS. H: Hijs de zeilen. Volle kracht voorruit. (Een schip doemt op uit de mist en komt op gelijke hoogte met het schip van kapitein Haak.) J: Waar denk je dat je heen gaat Haak? H: Peter Pan. Met welk verdomd schip geeft hij mij ingehaald? S: ‘De zes zwanen’. St: Dag Haak, oude vriend, wat vind je van mijn nieuwe aanwinst. H: Staal!!!? St: Klaar voor entering? H: Aaa… . J: Pak aan Haak. H: Heel slim van je Peter om gebruik te maken van je vriendjes, jammer dat je te laat was om Wendy te redden. W: O, maak je geen zorgen kapitein. Hij was ruim op tijd. Waar is schaduw? J: Die is er vandoor in een roeiboot. W: Ik hoop die engerd nooit meer terug te zien. Jo: Wendy, we hebben Haak vastgebonden aan de mast! JO2: Schip in zicht. St: Wie is daar Tootles. JO1: Het is het schip van de Krokodil. St: Tijd om er vandoor te gaan. Laat meneer maar afrekenen met Haak. W: Bedankt dat je ons kwam redden, Peter. Jo: Wow, Peter dat was me nogal een spectaculaire actie. J: Ik had het niet zonder mijn goede vriend gekund. John, Michael mag ik je kapitein Staal voorstellen. St: Het was me een genoegen. Ik had die jongens op Haaks schip al veel eerder willen redden maar ik had het geld niet om een schip te kopen. Ik ben zelf jaren geleden met mijn broers ontsnapt uit de klauwen van dat monster, je hebt trouwens de groeten van Barrie. We hebben sindsdien geprobeerd om zoveel mogelijk kinderen te redden. Vergis u niet juffrouw ik ben een piraat. Met het fortuin dat ik van anderen gestolen heb, heb ik dit schip bekostigd en ik besteel nog steeds schepen. W: Piraat of niet bedankt voor je hulp. Ik hoop dat u, als het niet te veel gevraagd is meneer de piraat, u ons ook naar huis kan brengen? St: Natuurlijk, jongedame. Waar dacht je anders dat we heen zouden varen. JO1: Gaan we allemaal naar jouw huis Wendy? W: Ja, Tootles jullie mogen mee naar ons huis. Het spijt me Peter. J: Ach, misschien had je wel gelijk en is er iemand die op mij wacht. Ik ga ook naar huis of ik probeer om naar huis te gaan. W: Echt Peter!? Als je wilt kan ik je bij je zoektocht helpen. J: Dat zou fijn zijn Wendy. Weet jij waar ze kleren van Peterson maken,…? (Terug in het heden) J: Wendy en haar broers werden herenigd met hun ouders. Sommige jongens bleven bij hen anderen gingen met mij mee. De vader van Wendy ontdekte dat Peterson kleren in Rosedale gemaakt worden dus trokken we daarheen. Omdat daar het spoor doodliep besloot ik om samen met de jongens te doen waar we al jaren goed in waren, stelen en roven. Enkele jaren later kwam Roselinde en de rest van het verhaal kennen jullie. C: Hoe heette het meisje dat je thuisgebracht hebt ook alweer?  J: Wendy moeder, ik bedoel mevrouw. R: Is alles goed Jack? Je ziet opeens zo, zo,… groen. C: Ik denk dat het voor iedereen een boeiende maar lastige avond was. Morgen wordt het een interessante dag. Jullie kunnen zich terugtrekken als jullie dat wensen. (James en Roselinde gaan van tafel. James is opslag heel ziek. Rosalinde brengt hem naar hun kamer.) R: Jack? J: Ik ben ok Sneeuw. R: Je ziet eruit als ik in de ochtend. O, Jack waarom ben je net nu ziek. J: Wat als ik morgen niet in staat ben om te test te doorstaan. R: Het komt wel goed Jack. Je hebt verdorie met piraten gevochten! J: En met reuzen ooit ook eens. R: Wat je morgen moet doen is vast een eitje voor je. J: Ik hoop,… . (Jack geeft op dit moment over.) (De volgende morgen in de eetzaal.) R: Goede morgen, Uwe hoogheden. C: Goede morgen Roselinde, James, hoe hebben jullie geslapen? J: Ik vrees dat ik gisteren iets opgedaan heb uwe hoogheid. Ik was wat onpasselijk deze nacht. R: Hij moest om het halfuur overgeven Celia en hij zag er nog erger uit dan ik deze morgen. J: Maar ik ben beter en klaar om getest te worden. C: Nee, dat ben je niet. O, ik voel me verschrikkelijk schuldig. Je hebt de test al doorstaan James. Je hebt gisteren erwten gegeten en je werd er misselijk van. Dat was de test. Ja: Ik en mijn broer James zijn allergisch voor erwten. Het feit dat jij ziek was bewijst dat je mijn broer bent. C: Alsjeblieft James accepteer mijn excuses en kom hier in mijn armen want ik heb al zo lang gewacht. P: Ik realiseerde me dat er andere manieren waren om te controleren of je de waarheid sprak maar toen was het al te laat. Welkom thuis zoon. Bedankt vader. Morgenavond houden we een groot feest! J: Zolang er geen erwten geserveerd worden ben ik van de partij. (De volgende avond op het feest.) W: Dit moet een grap zijn! Peter ben jij het echt? Ben jij het verloren zoontje van mijn zus Celia? J: Ik wist niet dat je nog een zus had Wendy. W: Schoonzus eigenlijk. Sie: Dag neef. Ik ben Siegfried, Wendy’s echtgenoot en je moeders broer. R: De wereld is verbazingwekkend klein. J: Wendy, Siegfried dit is mijn verloofde Rosalinde. W: Aangenaam kennis met je te maken Rosalinde. R: Ik ben zeker dat jullie nog veel moeten bijpraten. (Wendy en James gaan naar het terras om bij te praten.) W: Ik had nooit gedacht dat ik je nog zou terugzien. J: Het is allemaal dankzij jou dat ik dit nu heb. W: Ach, Peter dat is te veel eer. J: Nee, echt, zonder jou moederlijk advies zou ik nooit actie ondernomen hebben om mijn echte ouders terug te vinden. W: Dan ben ik blij dat ik even je moeder was. R: Jack moet je ook een glaasje punch. J: Ja, Roselinde graag, maar jij mag dat nu niet drinken weet je nog? R: A, juist. W: Peter, Jack, James je hebt al veel namen versleten. Hebben jullie al een naam voor de baby? J: Hoe weet je… ? W: Moederinstinct. En ik die dacht dat je veel liever geen verplichtingen had. J: Ik,… W: Ik ben je maar aan het plagen Peter. J: Sinds wanneer ben jij zo grappig. W: Ik geloof dat een paar hoeren me geleerd hebben hoe… . Einde.

Liesbeth
38 1

Broertje en zusje

Broertje en zusje Verteller: Celias en Siegfrieds ouders, Roserood en Faber, zijn gestorven. Hun vader hertrouwde met Sanntach en zij kregen naast een stiefmoeder een stiefzus, Fula. Door de hebberigheid van Sanntach werd de familie verplicht om in een kleiner huis te gaan wonen en de kostbare bezittingen te verkopen. Ondanks de achteruitgang van het familielandgoed blijft Sanntach geld uitgeven en manieren zoeken om aan geld te komen. (Sanntach probeert de ketting van Celia’s hals te trekken. Celia loopt net op tijd naar de andere kant van de tafel. Ze legt haar hand beschermend op het hangertje in de vorm van een roos.) S: Geef dat hier, kreng dat je bent! C: Nee, het is het laatste van mijn moeder dat ik heb. S: Ooo pakkend. Maar je moeder heeft er nu niets meer aan aangezien ze dood is, dus geef hier! S: Ondankbaar wicht. Laat ik jou en je broer niet in mijn huis wonen? Geef ik jullie niet te eten? Het enige wat ik vraag is dat je meebetaald in de kosten die jullie maken. C: We hebben al genoeg betaald voor jou ‘zogezegde’ vrijgevigheid. (Celia vlucht de keuken uit en verstopt zich om het hoekje om te horen wat haar stiefmoeder en zus te zeggen hebben.) F: Wie denkt ze wel dat ze is? De koningin? Wat moeten we nu doen moeder? Zonder dat sieraad kan ik die jurk niet kopen dat ik zo graag wil en ik heb echt die jurk nodig. S: Je hebt gelijk Fula. Dat meisje kent haar plaats niet. Ik heb recht op die ketting omdat ik hen jaren verzorgd heb. F: Maar ze wil hem niet afstaan. S: Maak je geen zorgen, schatje. Morgen zal je die nieuwe jurk kunnen kopen en zullen wij ons niet meer moeten bekommeren over die 2 lastposten. F: Wat ga je doen? S: Iets dat ik al vele jaren geleden had moeten doen. Morgen doe ik wat van dit in hun thee… . (Celia rent naar boven naar de kamer die ze met haar broer deelt. Als ze binnenkomt begint ze meteen haar spullen bijeen te rapen. Ze gooit Siegfried een stuk brood toe.) C: We moeten weg. B: Heb je wat te eten? Waar gaan we heen? C: Dat weet ik nog niet maar zeker ergers ver van hier. Schiet op, ik wil meteen vertrekken. B: Maar het is bijna donker en dan is het gevaarlijk. C: Beter die gevaren trotseren dan gif in je eten. (Siegfried laat geschrokken het brood vallen). B: Wat! C: Kom. Wees heel stil. (Celia en Siegfried sluipen het huis uit.) B: Ken je de weg in het donker? C: We volgen het pad door het bos zolang het zichtbaar is. Daarna probeer ik een vuur te maken. We moeten door blijven gaan. Sla je arm maar om me heen als je te moe wordt. B: Ik word niet moe. Ik kan heel de nacht doorgaan. (De volgende morgen in het huisje ontdekken Fula en Sanntach dat broertje en zusje weg zijn.) F: Ze zijn weg! S: Weet je het zeker? Heb je al bij de kippen gekeken? Bij de varkens? In de zolder? F: Ik heb overal gekeken, ik ben echt uitgeput. S: De halsketting? F: Ze heeft hem meegenomen. Gaan we achter ze aan? Ik sleep haar terug aan dat lelijke haar van haar. S: Nee. Het is beter zo. Daar hoeven we geen handen meer aan vuil te maken. Fula, kook een paar eieren en zet het brood op tafel. F: Ik? (Siegfried en Celia zijn die nacht gestopt bij een meer. Het water is zwaar vervuild. Wanneer Celia wakker wordt ligt Siegfried te kermen van de pijn. Celia neemt Siegfried op haar rug zodat ze verder kunnen.) C: Broer? Broer!? Heb je van het water in deze plas gedronken? Het water is veel te smerig. Je had vast dorst. Het spijt me dat ik je zo onvoorbereid meenam. Als vader nog had geleefd zou dit nooit gebeurd zijn. Kan je op mijn rug kruipen? (Enige tijd later. Celia zet Siegfried even op de grond tegen een boom. Ze gaat op zoek naar onderdak). C: Ik ben zo terug. (Celia heeft een huisje gevonden in het bos. Ze heeft Siegfried daar naar toegebracht. Dagen heeft ze hem verzorgd tot hij terug wakker wordt. Wanneer Siegfried probeert te praten lukt het hem niet.) C: Hoe voel je je? Rustig. Het is normaal dat je stem weg is. Je hebt een week niet gesproken. Over een paar dagen ben je weer helemaal de oude. Wat vind je van dit optrekje? Het is minder luxe dan we gewoon zijn maar het kan er mee door. Ik heb een beetje hazenvlees voor je. Kijk me niet zo vragend aan. Het was puur toeval dat ik een haas in een val tegenkwam. Dit is het gebied waar vader vroeger kwam jagen, denk ik. (Een paar dagen later. Siegfried probeert nog steeds te spreken maar het lukt hem niet. Hij vindt het fijn om in het bos rond te rennen en te spelen. Celia wuift hem uit en gaat dan terug naar binnen.) C: Nog steeds geen stem? Wil je buiten spelen? Niet te ver in het bos lopen zodat je niet verdwaalt en je moet terug zijn voor etenstijd en je weet wat je moet doen om binnen te mogen. Ik hou van je! (In het bos zijn prins Bastian en ‘zijn’ mannen aan het jagen wanneer ze een flits van Siegfried opmerken. Bastian gaat achter het ‘hert’ dat hij denkt gezien te hebben aan.) P: Heb je dat gezien? Be: Wat? P: Ik denk dat het een hert was. Ik ga er achteraan. Blijf hier. We willen het niet doen schrikken. Be: Maar uwe hoogheid u kunt niet alleen… . En toch gaat hij weer alleen. (Bastian komt terug.) P: Verdorie. Be: Gemist? P: Het was al weg voor ik de kans kreeg om het neer te schieten. Be: Volgende keer meer geluk, uwe hoogheid. Het moet wel een uitzonderlijk hert zijn. Oh nee, ik ken die blik. Be2Wat betekent die blik? Be: Hij is vastberaden om dat beest te vangen. Be2: Niet meer vandaag hoop ik. P: We keren terug. Be1 en2: oef… . Be: Niet vandaag nee, maar morgen en de dag daarna en daarna tot hij het gevangen heeft. Be2: Oh nee. (Siegfried is terug in het hutje.) C: Was het leuk? Ik weet dat het opnieuw bessen zijn voor lunch. Heb jij iets beters gezien? Ik zoek het later wel. Ok? (Prins Bastian ziet de volgende dag dat het hert een jongen is. Hij volgt hem tot aan het hutje.) P: Dat is onmogelijk. Wat spook een jongentje in zijn eentje uit in het bos? Domme jongen, ik kon je neergeschoten hebben. (Bastian komt terug bij zijn mannen). P: Ik was niet opzoek naar een hert. Be: Het spijt me uwe hoogheid, we vinden wel een ander dier waar je op kunt jagen. P: Het was een jongen. Be2: Een jongen? Wat doet een jongen in dit bos. P: Dat vroeg ik me ook af. Hij woont in het oude jagershuisje samen met een meisje. Ik ga er morgen heen. (De volgende dag aan het hutje. Celia zwaait Siegfried uit en gaat dan naar binnen.) C: Saluut. Voorzichtig zijn. (Na een paar minuten klopt Bastian drie keer op de deur van de hut. Celia doet de deur open en schrikt hevig.) C: Ben je al terug, was het niet… P: Wees niet bang. C: Wie ben je en wat doe je hier? P: Dat kan ik evengoed ook aan jou vragen. Dit is mijn huisje, weet je. C: Het spijt me meneer, ik ben hier zo weg. Laat me erdoor. P: Je hoeft van mij geen schrik te hebben en je moet hier niet weg. Ik ben alleen een beetje nieuwsgierig. Waarom woon je hier met je…? C: Broertje. We konden niet meer thuis blijven wonen. P: Waarom niet? C: Wie wil dat weten. P: Mijn excuses. Ik ben Bastian, prins Bastian. C: Het spijt me uwe hoogheid dat ik zo onbeleefd was. P: Heeft u blauw bloed? C: Misschien, waarom vraagt u dat? P: Je maakte een reverence in plaats van een volledige buiging. C: Mijn vader was een graaf. P: Van welk graafschap? Ik zie dat je me nog steeds niet vertrouwd maar ik beloof je… . Be: Uwe hoogheid? C: Heb jij ze naar hier geleid? Dat was heel onbedachtzaam van je, Siegfried. Dit konden gemakkelijk stiefmoeders mannen zijn geweest. P: Behandelt uw stiefmoeder u slecht juffrouw? C: Slecht is zacht uitgedrukt. P: Hoe zou u het vinden om met ons mee te gaan naar het koninklijk paleis juffrouw… . C: Celia de la Rose en dit is Siegfried de la Rose 4de graaf van Tournesol. P: Uw vader was de graaf van Tournesol? Ik herinner me hem van toen ik klein was. Het was een goede man. C: Ja. P: Mijn moeder zal u met plezier ontvangen, mejuffrouw. Kan je broertje niet spreken? C: Hij werd ziek nadat hij van een vervuild meer had gedronken. Sindsdien is hij zijn stem kwijt. P: We zullen er een dokter naar laten kijken. (Celia en Siegfried gaan mee naar het paleis. Bij het paleis staat Brunhilde haar oom op te wachten. Ze rent naar hem toe en Bastian tilt haar op en draait haar rond). Br: Bastian! Wat heb je gevangen? P: Hallo. Dit is mijn nichtje Brunhilde. Brunhilde dit zijn juffrouw Celia en haar broer de jongeheer Siegfried. Br: Aangenaam kennis te maken. P: Zij woonden in het bos. Br: In het bos? (Brunhilde neemt Siefried bij de arm en loopt er mee weg.) Br: Maar is het daar niet zeer gevaarlijk? Wil je me er over vertellen? P: Siegfried kan niet spreken. Br: O. Wil je het domein zien? Sieg…? (Celia wil achter haar broer aanlopen. Bastian houdt haar tegen.) P: Laat ze maar. Edgar zal je naar je kamer brengen. Dienstmeisjes zullen je helpen met je bad. Tijdens het diner stel ik je aan mijn moeder voor en Celia…  C: Ja? P: Je hoeft niet bang te zijn dat iemand je hier kwaad doet. C: Bedankt, uwe hoogheid. (Even later in de troonzaal. Bastians moeder zit op de troon.). M: Toen je zei dat je ging jagen dacht ik dat je op dieren bedoelde. Waar zat je met je gedachten? Iedereen kan zeggen dat zij de dochter van de 3de graaf van Tournesol is. E: Uwe hoogheden, mag ik u voorstellen juffrouw Celia de la Rose. P: Ze is te vroeg. C: Uwe hoogheden. M: Het is alsof ik naar een geest kijk. Heeft iemand je ooit vertelt hoeveel je op je moeder lijkt mijn kind? Kom wat dichter. Ongelofelijk. Ik was een goede vriendin van haar, weet je. Jammer dat ze zo vroeg gestorven is. C: Ik ken haar niet zo goed. M: O, mijn kind ze was dol op zingen. Doe jij dat ook graag? Bas, we zien je bij het diner. (Maanden later. Celia, Bastian en de koningin lopen in de tuin). P: Moeder, we zien je tijdens het avondeten. M: Nou ja zeg. (De koningin wandelt gespeeld verontwaardigd weg.) P: Celia, ik hou van je. C: Ik hou ook van jou, Bas. (Bastian gaat op één knie zitten.) P: Wil je dan mij de eer doen mijn vrouw te worden? C: Ja. (Celia en Bastian zijn getrouwd. Ze vertrekken op huwelijksreis. Als ze langs huizen passeren staan mensen hen zwaaiend op te wachten). M: Saluut. Veel plezier op jullie huwelijksreis. Ik zal goed voor Siegfried zorgen. Dag kinderen. O, ze worden toch zo rap groot. (Onderweg komen ze langs het huis van Celia’s stiefmoeder). F: Waarom moeten we op de prins begroeten? S: Omdat we nog steeds blauw bloed hebben Fula. En de nieuwe prinses zal ons misschien uitnodigen op het kasteel. C: O, nee rij door alsjeblieft! (Fula en de stiefmoeder zien Celia in de koets zitten). F: Was dat…? S: Nee, dit kan niet waar zijn. Uit alle mensen! (Celia verstopt zich vlug achter Bastian. Wanneer ze verder rijden komt ze vanachter Bastian vandaan). P: Wie was dat? Gaat het Celia je ziet er bleek uit. C: Dat was mijn stiefmoeder. Nu weet ze dat ik nog leef. P: Maak je geen zorgen schat ze kan niets meer tegen je doen. C: Ik hoop het. (in het huis van Santannach en Fula.) F: Wat doen we nu? Ik kan niet verdragen dat dat kreng er met de prins vandoor is. S: Stop met zeuren Fula. Ik heb een plan. We moeten gewoon het juiste moment afwachten. (Enkele weken later op het kasteel.) C: Ik heb zin in een partijtje ‘Ginds’. P: Nu? (Iedereen gaat zitten. Celia staat vooraan.) C: Ik begin. P: Ik… draagt… een kind. Je draagt een kind! Wat! M: Proficiat, laat de klokken luiden Edgar. (Siegfried kijkt niet begrijpend naar Brunhilde die hem omhelst). Br: Je wordt een nonkel. (Celia’s stiefmoeder hoort de klokken). S: Dat is ons teken. Over negen maanden krijgt die gierige pin de rekening gepresenteerd. (Negen maanden later. Bastian staat ijsberend te wachten op de geboorte van zijn kind.). M: Blijf daar Bastian. We halen je wanneer ze klaar is om je te ontvangen. Wat duurt er zo lang? (Bastian mag naar de kamer van zijn vrouw gaan.) C: Bas, zeg hallo tegen je zoon… P: Ik heb een zoon? C: en je dochter. P: Twee? O, Celia. (Siegfried wijst trots naar zichzelf en dan naar de baby’s .) C: Ja, ze lijken op jou Siegfried. M: We laten de kersverse ouders even alleen met hun kroost. Hoe heten ze? C: Ik dacht aan James voor de jongen, naar je vader. En dan Jane voor het meisje. P: Hi, prins James Siegfried II en prinses Jane Annabelle. Gelukkig hebben we meteen twee nieuwe dienstmeisjes aangenomen. (Enkele dagen later. De twee dienstmeisjes brengen Celia naar de kelder voor haar bad. Ze dragen sluiers waardoor Celia niet ziet dat ze eigenlijk haar stiefmoeder en stiefzus zijn). S: Komt u maar verder uwe hoogheid. Een bad zal u deugd doen. C: Waarom moeten we helemaal naar de kelder Sanne? S: In de kelder is het heerlijk rustig en het water blijft er beter warm.  Deze kant op. Is het badwater niet te heet. Het is zalig. (Fula steekt Celia met een mes). C: Aaaa. S: Genoeg. Straks vloeit er te veel bloed. Hierlangs. (Via een geheime hang brengen ze Celia’s levenloze lichaam naar buiten). F: Moeten we ze helemaal begraven, moeder? S: Natuurlijk moeten we… er komt iemand aan. Vlug, gooi ze naar beneden. We begraven haar later. (Celia rolt van de berg naar een riviertje. Haar lichaam gaat mee met de stroming. Fula heeft de plaats van Celia ingenomen in het bed. Ze draagt een sluier om haar gezicht te verbergen.) P: Hoe bedoel je ze is ziek. Daarstraks zag ze er nog kerngezond uit. (De prins wil in de kamer binnengaan). S: Dat zou ik niet doen uwe hoogheid. We weten nog niet wat het is maar de rode bolletjes op haar huid zien er besmettelijk uit. Bovendien is ze nu aan het rusten. Maak u zich geen zorgen uwe hoogheid, wij zullen voor haar zorgen. P: Ik verwittig de dokter. S: Dat heb ik al gedaan uwe hoogheid, hij is onderweg. P: Stel me onmiddellijk op de hoogte als hij langs is geweest. S: Komt in orde uwe hoogheid. (Bij de rivier komt een monnik langs. Hij ziet het lichaam van Celia liggen en neemt haar mee op zijn paard). Mo: Wat is dit? O, mijn God! Kom mijn kind. (Twee weken later. Prins Bastian probeert de kamer van zijn vrouw in te komen). S: Uwe hoogheid! P: Ik wil haar zien! S: Maar dat is niet wijs uwe hoogheid de dokter heeft gezegd,… . P: Het kan me niet schelen wat de dokter heeft gezegd. Ik wil  mijn vrouw zien. Het is twee weken geleden dat ik de moeder van mijn kinderen heb gezien. S: Goed dan. Laat me haar dan eerst presentabel maken. P: Celia? O liefste. S: Spreken doet pijn uwe hoogheid. P: Waarom draagt ze een sluier? S: Ze wilt niet dat u de bulten in haar gezicht ziet uwe hoogheid. P: O Celia voor mij zal je altijd de mooiste vrouw op aarde blijven met of zonder bulten maar als je je zo comfortabeler voelt. De kinderen missen… . B: Zusje? P: Kom binnen Siegfried. S: Maar de kans op besmetting…? P: Kan niet zo groot zijn aangezien u nog niet ziek bent geworden. B: Zusje, ik heb Brunhilde vandaag het meertje laten zien waar je zo dol op bent. P: Siegfried je praat! B: Het komt en gaat maar waarom zegt ze niets? P: Het spreken doet pijn volgens haar dienstmeid Sanne, niet waar? B: Maar… . (Siegfried herkent Sanne als zijn stiefmoeder. Hij wil het zeggen maar wordt onderbroken).  S: Hare koninklijke hoogheid heeft genoeg bezoek gehad voor vandaag. Ze moet rusten. (Siegfried probeert het uit te leggen aan de prins). P: Wat is er Siegfried? Ben je je stem al opnieuw kwijt? Maak je geen zorgen, ze komt wel weer terug. Ik moet nu naar stal. Ik zie je later bij het diner. S: Dat was op het nippertje. F: Wat? Alles ging toch goed. De prins denkt echt dat ik zijn vrouw ben. Wil je nog wat brood voor me halen moeder? S: Jij dom wicht, ik had het over dat rot jong. Net nu hij gezien heeft wie ik ben krijgt hij zijn stem terug. Gelukkig verloor hij ze weer. We moeten van hem af zien te raken voor hij de prins vertelt wie ik werkelijk ben. F: Maar hoe doen we dat? S: Leg dat brood neer, straks kan je niet meer in de kleren van de prinses. Ik heb een plan. Pas op addergebroed.   (Celia is naar een klooster gebracht. Daar vecht ze voor haar leven. In haar dromen rent ze weg van een monster en schreeuwt ze om Siegfried, Bastian en James en Jane). (Ondertussen in het paleis). Kin: Uwe hoogheid! Uwe hoogheid, de kinderen zijn weg. P: Hoe bedoel je ze zijn weg? Kin: Ik deed een dutje omdat de kinderen ook lagen te slapen. Toen ik wakker werd lagen ze niet in hun wiegjes. Iemand moet ze terwijl ik sliep meegenomen hebben. P: Wachters, doorzoek het kasteel, ze kunnen niet ver zijn. S: Wat is dat voor een kabaal? Het verstoort de rust van uwe hoogheid. P: Iemand heeft de kinderen uit hun wiegjes gehaald. We weten niet waar ze zijn. S: O, jee het kan niet waar zijn. P: Als u iets weet juffrouw Sanne zeg het dan meteen ik heb geen tijd voor getreuzel. S: Ik hoorde uw schoonbroer toevallig tegen zichzelf zeggen dat hij de kinderen uit de weg wilde ruimen. Hij houdt ze verantwoordelijk voor de zwakke gezondheid van uw vrouw. P: Dit is kletspraat, wanneer heeft u zoiets gehoord? S: Net nadat hij wilde laten horen aan uwe hoogheid dat hij weer kon praten. P: U zult het wel verkeerd begrepen hebben. Sanne ga naar binnen en zorg dat mijn vrouw dit niet te horen krijgt. Ik wil niet dat ze van streek raakt in haar toestand. Natuurlijk uwe hoogheid. P: Brunhilde, heb jij Siegfried gezien. Br: Nee al een tijdje niet meer. Hij was nogal verdrietig omdat hij zijn stem opnieuw niet kon gebruiken. Waarom zoek je naar hem? Zou je niet naar de kinderen moeten zoeken. P: Ik ben bang dat ze wel eens bij hem kunnen zijn. Br: Bang? Voor wat? W: Uwe hoogheid! (Een wachter vindt Siegfried versuft buiten in de kou. Jane en James liggen naakt in zijn armen). P: Siegfried wat heeft dit te betekenen? (Siegfried gebaart wanhopig dat hij het niet weet).  P: Hoezo je weet het niet? Je bracht mijn jonge kinderen naar buiten in de kou. Wat probeer je daarmee te bereiken? Probeer je ze soms te doden? Het komt wel heel goed uit dat je weer niet kan spreken. Ron, haal een dokter. Brunhilde neem de kinderen mee naar binnen. Zorg dat ze het goed warm krijgen. Siegfried jij komt met mij mee.  Jij blijft in je kamer tot ik weet wat ik verder met je aan moet. Rafael, zorg dat niemand in of uit zijn kamer gaat zonder mijn toestemming. Ja, uwe hoogheid. (In de kamer van de prinses). F: Ons plan heeft gewerkt. S: Niet zo goed als ik gehoopt had. De prins is verschrikkelijk mild voor de jongen die zijn kinderen wilde doden. Ik hoopte dat hij hem zou terechtstellen zodat ik niet nog eens mijn handen moest vuil maken. Nou, goed nu hij afgezonderd zit kan hij tenminste niet gaan rondbazuinen wie wij zijn. F: Maar hoe ruimen we hem nu uit de weg moeder? S: Net als zijn vader. We laten hem een beker met vergiftigde wijn drinken en wanneer hij dood teruggevonden wordt maken we iedereen wijs dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Hij kon het niet verdragen dat hij gefaald heeft in zijn missie de kinderen te doden. F: Dat is briljant moeder. Mag ik nu even naar buiten? Het is hier om te stikken. S: Ben je gek! Natuurlijk niet jij domme gans. (In het klooster.) Z: U bent wakker. Het is een mirakel. Rustig aan. C: Waar ben ik? Z: U bent in het klooster Amor Dei. Pater Francis heeft je hierheen gebracht nadat hij je op de oever van de rivier had gevonden. Kan je me vertellen hoe je heet? C: Ik… weet het niet. Ik weet niets meer. Z: Dat is heel normaal meisje. Je hebt een harde klap gehad. Het is een wonder dat je nog leeft. Bijna twee weken heb je tussen leven en dood gezweefd, werkelijk een wonder. We zullen je voorlopig Maria noemen omdat Onze Lieve Vrouw onze gebeden heeft verhoord. (Brunhilde komt binnen in de kamer van Siegfried. Hij probeert met een touw van lakens door zijn raam te ontsnappen). Br: Probeer je te vluchten? Dat is geen goed idee Siegfried, je lijkt nog meer schuldig zo. Tenzij je echt schuldig bent. (Siegfried kijkt boos naar Brunhilde). Br: Kijk niet zo boos naar me. Ik weet dat je geen vlieg kwaad doet maar waarom sla je dan op de vlucht? Het is te ingewikkeld om in gebarentaal uit te leggen is het niet? Goed, welke reden je ook hebt om te vluchten, het zal wel een goede reden zijn. Kom, maak plaats, ik ga met je mee. (Siegfried schudt hevig zijn hoofd). Br: O, jawel, probeer me maar eens te stoppen. Kijk, zodra Bastian merkt dat je weg bent zal hij je poster overal verspreiden en niemand zal je meer onderdak willen bieden. Ik weet echter één persoon die ons met open armen zal ontvangen. Grootmoeder. Ken je de weg naar grootmoeders kasteel? Dat dacht ik al. Dus mag ik? (Siegfried wijst naar Brunhilde en dan naar de deur).  Br: Hoe ik binnen ben geraakt? Siegie, ik ben nog steeds prinses Brunhilde Katharina Eleonora Josefina Charlotte dochter van de koning van Twin Wish. Als ik zeg dat ik naar binnen wil kan niemand mij dat weigeren. (In het klooster). Z: U ziet er prachtig uit in de jurk van zuster Dominique. C: Bedankt. Z: Kom, ik zal je helpen. C: Bedankt. Z: Geen dank lieve. De zon zal je goed doen. Misschien helpt het om je geheugen terug te krijgen. C: Ik hoop het. Z2: Moeten we haar vertellen over de namen die ze uitspreekt in haar slaap? Z: We laten dat beter aan pater Francis over. Waar is hij trouwens? Z2: Hij is naar het koninklijk paleis geroepen om de biecht van de prins af te nemen. Z3: Er zijn bezoekers. Z: Laat ze binnen in de ontvangstruimte, ik kom zo dadelijk. We hebben nog nooit zoveel bezoek gehad in tien jaar. Z2: Ik hou wel van een beetje afleiding. Z: Zuster! (In de kapel van het paleis. Bastian en Pater Francis zitten in de biechtstoel). Mo: Zeg het maar mijn zoon. P: Ik… zou u gewoon naast mij willen komen zitten vader? Ik heb gewoon nood aan een babbel met iemand die wijzer is dan ik. Mo: Ik weet niet of ik wijzer ben dan u, uwe hoogheid, maar met de hulp van Onze Lieve Heer… . P: Mijn vrouw Celia is al weken ziek. De dokter lijkt geen verklaring voor haar ziekte te hebben. Mo: Heb je moeite met het trouw blijven aan je vrouw nu ze haar echtelijke plicht niet meer kan vervullen? P: Nee, dat is het niet. Ze laat me gewoon steeds minder bij haar omdat ze bang is dat ik besmet zal raken. Ze heeft haar kinderen al een hele tijd niet meer gezien. Ik weet dat ze ons weert om ons te beschermen maar ik wil er voor haar zijn. Ik word er hoorndol van. Ik heb het zelfs uitgewerkt op haar broertje. Mo: Heeft u hem pijn gedaan, uwe hoogheid? P: Nee, ik heb hem in zijn kamer opgesloten omdat ik dacht dat hij mijn kinderen kwaad wilde doen. Nu weet ik zelfs niet meer waar hij is. Hij is door het raam gevlucht met mijn nichtje. Mo: Van wat ik hoor uwe hoogheid, houdt u zich behoorlijk goed in deze omstandigheden. P: Dat is het nu net, ik heb het gevoel dat ik er ieder moment onder door kan gaan. Dat mag niet gebeuren ziet u, mijn James en Jane hebben me nodig. Mo: Jane en James? P: Mijn kinderen. Ze zijn nog geen maand oud. Mo: Is er iemand die voor hen zorgt, nu hun moeder ziek is? P: Hun min zorgt al sinds hun geboorte voor hen. Mo: Hadden ze bij hun geboorte nog iemand anders die voor hen zorgde? Een jonge vrouw misschien? P: Nee, waarom vraagt u dat? Mo: Ach zomaar. Uwe hoogheid, ik denk dat een ritje door het bos u goed zal doen. P: Werkelijk? Mo: Ja, Onze Lieve Heer vertelt me dat het tijd is voor een ritje. P: Als hij het zegt… . (Brunhilde en Siegfried die uit het paleis zijn gevlucht komen in de tuin van het klooster. Celia staat ondertussen in de tuin te genieten van de zon). B: Zie ik dat nu goed? Celia wat doe jij hier? Het is door onze stiefmoeder, is het niet? Ik wist wel dat ik dat onmens in het kasteel gezien had. C: Het spijt me, moet ik u kennen? B: Celia, ik ben het Siegfried. En hoor ik kan weer praten. C: Ik… het spijt me. B: Wat is er met haar aan de hand? Ze herkende me niet. Z: Kent u onze Maria, jonge heer? B: Maria? Dat is Celia mijn zus. Prinses Celia van Twin Wish om precies te zijn. Z: O, jee we dachten al dat ze iemand belangrijk moest zijn. We vonden haar drie weken geleden zwaar afgetakeld op de oever van de rivier. Nu is ze terug op de been maar ze is helaas haar geheugen kwijt. Waarom heeft er niemand naar de prinses gezocht? B: Omdat er in het kasteel een bedriegster haar plaats heeft ingenomen. We moeten dit meteen aan Bastian vertellen. Br: We waren hem al van plan te vertellen dat je stiefmoeder in het kasteel was toen je je stem terugkreeg maar we raakten verdwaald, weet je nog. Zuster, kan u ons de weg naar het paleis tonen? Z: Natuurlijk, maar hoe moet het dan met Maria? Ik bedoel Celia. (Bastian en Francis arriveren bij het klooster). P: Waarom brengt u mij naar het klooster Vader? Mo: Hierlangs uwe hoogheid. (Francis neemt Bastian mee naar de tuin). P: Siegfried en Brunhilde? Wat doen jullie hier. B: Je bent net op tijd, Bastian. Mij stiefmoeder is in het paleis en die vrouw die zich voordoet als mijn zuster is niet… . P: Celia? Hoe? B: Zoals ik je probeerde te vertellen Bastian de vrouw in het paleis is een bedriegster. Z: Wij vonden Celia, ik bedoel uwe hoogheid, zwaar gewond op de oever van de rivier. Ze heeft hier 3 weken gevochten voor haar leven. Ze kan weer opstaan maar ze is haar geheugen kwijt. Doet u dus alsjeblieft voorzichtig. P: Celia? C: Goeie dag. Bent u ook een pater zoals vader Francis? P: Nee, ik… . C: O het spijt me, ik zou u ook moeten kennen. B: We kunnen haar hier niet laten. P: Maar we kunnen haar ook niet tegen haar wil meenemen. Voor haar is het alsof ze met vreemden meegaat. (Celia neuriet een liedje. Siegried begint mee te zingen). B: Ik ken dat liedje. Mijn moeder zong het altijd voor Celia en Celia zong het altijd voor mij als ik verdrietig was. P: We moeten gaan. C: Siegfried! Broertje, je kan praten. B: Zusje? C: Nu herinner ik me alles weer. P: Celia? C: O mijn lieve Bastian hoe kon ik je ooit vergeten? (Siegfried, Brunhilde, Bastian en Celia komen aan bij het paleis. Er staat een koets voor de deur. Het is de koets van Bastians broer de koning van Twin Wish en de vader van Brunhilde). P: Ik geloof dat er iemand op bezoek is. Br: Papa! Mijn lieve dochter. K: Ik heb je gemist. En Kasper ook. (Kasper is de verloofde van Brunhilde. Hij trekt zijn neus op als de koning dit zegt). K: Bastian, broer je bent me uitleg verschuldigd. Ik ben zo vlug mogelijk gekomen nadat ik Brunhildes vreemde brief kreeg. Normaal gesproken zou ik er niet zoveel aandacht aan hebben besteed want Brunhilde zit altijd met haar hoofd in de wolken, maar nu was er toch iets anders. O, vrouwe Celia, u bent een plaatje. Ik ben blij om te zien dat u terug genezen bent. Komen jullie net terug van een ritje? P: Broer, als je mond even zou stilstaan dan kan ik vertellen dat er inderdaad vreemde dingen op het paleis gebeurd zijn. Als je me nu wilt excuseren ik heb een appeltje te schillen met een kreng en haar dochter. We leggen het je wel later uit. K: Wel, het is een mooie dag voor een executie. Br: Papa! K: Ik maak maar een grapje pluimstaart. (Bastian stormt de kamer van de prinses in.) S: Uwe hoogheid! P: Uw vreselijk spel is uit. S: Celia? C: Hallo stiefmoeder. S: Maar ik dacht… . C: Dat ik dood was? Zoals je kan zien ben ik springlevend. F: Moeder!? S: Zwijg. Proficiat, je was sterker dan ons. Als je ons wilt doden doe het dan nu. F: Moeder! C: Nee, ik ga je nu niet doden. Jullie zullen een eerlijk proces krijgen. De koning zal beslissen wat jullie straf zal zijn. Wachters! Haal ze hier weg. O, mijn kindjes. Het is voorbij. P: Ik beloof je dat ik me nooit meer zo laat bedriegen lieve. C: Shuuut. P: Ik hou van je Celia. C: Ik hou ook van Bastian. (Siegfried bedekt zijn ogen als hij Bas en Celia zit kussen.) C: Siegfried doe niet zo kinderachtig en kom hier. B: We hebben het gehaald zuster, we zijn veilig. C: We hebben het gehaald broer.   einde  

Liesbeth
0 1

Schrijftaal ? spreektaal ? dialect ? ( ge meugt gerust zen )

Hedde tal gehoord? Verleden dinsdag zat ik bij Chantal int café. Ineens loept daar een grote rat de frituur van dikke Guy langs achter buiten recht het café binnen. Dat was daar een gekweek en gedoe. Een geroep en een getier. De Laenen zat er me nen borstel achteraan. Chantal die wier zot. Ze dacht da speelt dieje nooit kleer. Het succes was novenant. Aloïs begon al lelijk te doen. Die zijn keers was bijna uit. Tripel van Westmalle die kunnen daar niet tegen. Zuiver voor de commerce. In café ‘in de Volksvriend’ daar worden ze opgedaan. Da was geen aardigheid in diejen tijd.             Ge meugt gerust zijn. Lachen dat die dee. Da’s iet aarig ze, een rat. Goe zat allemaal. Dieje is er afgevallen. Da was t’een en t’ander. Just op tijd. Gustje was ze weer aant plagen. Da gezaag zal sebiet wel gedaan zen, zei ze. Toen wast vat af. Genne De Keuninck nie meer. Chantal belde naar Louis van café ‘ De Pelikaan’ Wulle met dat leeg vat naar den overkant. Rolt er nie mee of ge ga wa voorhebben zei Louis. Dieje loempe van de vakbond van z’n kloten maken Veul te zwaar. Dieje is dan ook geboren op 1 april. Alleman zat. Den dag van heden mag da allemaal. Op ne werkdag lopen ze al van t’een café naar tander, oep ne werkdag hè. Goe gelachen wel.             Iet anders. Ik heb ne nieve caravan. Als k het kraantje in da keukentje openzette begon toilet te lopen.. Da darmpke zal verkeerd. Iet later stond de schuif onder de poempbak, met bestek, ge weet wel, helemaal vol water. Vloeken jongen, vloeken. Na zat er een ander darmpke los. Veel gezever mee gehad. Dieje verkoper stamp ik onder zenne put da de ballen in’t rond vliegen. Da’s veel beter dan een Rapido plooicaravanneke. Na moet ik wel naar de keuring want de nieve is meer dan 700 kilogram. Chance da we in Hühnerscheid genne regen hemme gehad. Da’s Luxemburg nie ver van Bastogne. Kelly had voor niks greppeltjes gegraven. Hoe loemp kunde zen? Veurige keer hadde we regenweer. Niks dan modder. Klote weer en problemen met gasvuur. Een steekvlam van zeker drei meter. Da darmpke zat geplooid. Bekan heel de voortent weg. Da’s nylon, hè da zeil. Nog nooit zoveul sigaretten meegebracht. Die camions konden allemaal aan de kant. Met ne caravan konde gewoon door. Den Opel Vectra is wel aant verslijten. Di van ons zegt dat geld op is.             Ik hem gehoord dat de Léon bekan met visbak en al de vort ingeduikelt is. Voorover, recht erin, bekan. Die kan nie vissen met den haak. Neen, neen ne meerval. Genne snoek. Verkeerd aas. Hoe loemp kunde na zen. De miserie van een ander daar zijn we nie mee gediend. Da maakte mij nie wijs. Ja, ja, café Arizona was om drei uur nog open. Ge meugt gerust zijn.

Hubert Grimmelt
0 0

Aangename kennismaking

Ze herinnerde zich nog goed de avond waarop zij en Thijs elkaar voor het eerst zagen.   Een amusante glimlach was op haar gelaat verschenen toen ze hem binnen had zien komen in haar geliefde café waar toen nog naar hartenlust binnen gerookt mocht worden.   Zijn pruik stond scheef en zijn lange vrouwenkleed was vurig rood. Hij zette zijn bril wat rechter en trok zijn kleed goed voor hij zich neerplofte op de barkruk en een frisse pint bestelde. Het gezelschap waarin ze vertoefde leek aan kleur en helderheid in te boeten nu deze verschijning aan de toog had plaats genomen. Ze dronk snel het laatste bodempje van haar glas rode wijn leeg om in de buurt van de verklede man een nieuw glas te kunnen bestellen. Hoewel hij verre van mooi was, intrigeerde hij haar. Zijn nonchalance en grappige manier van doen wekten haar nieuwsgierigheid en deden een bruisend verlangen in haar opwellen. Ze verontschuldigde zich bij haar vrienden en liep langzaam in de richting van de mysterieuze onbekende.   Ze ging naast hem aan de toog staan tussen twee barkrukken in. Voor ze de aandacht van de barman probeerde te trekken om haar bestelling door te geven, wendde ze zich naar de jongeman naast haar. ‘Uw pruik staat scheef. Zal ik ze terug wat rechter zetten?’ Geprikkeld en geamuseerd keek hij haar aan. ‘Graag.’ zei hij en hij genoot van de manier waarop deze jongedame ongegeneerd en met opperste concentratie de asblonde pruik die hij uit de verkleedkoffer van zijn oma had opgedist, weer op haar plaats schoof.   ‘Vandaag is mijn naam Georgette by the way. Wie ben jij?’ voegde hij eraan toe. Even aarzelde Emma. Zou ze hem naar zijn echte naam vragen of zou ze het spelletje een tijdje meespelen? Ze koos de tweede optie. ‘Mijn naam is Emma. Dat kleedje staat u beeldig, Georgette. Het accentueert uw bierbuik en platte boezem zo mooi.’ Ze probeerde het zo oprecht mogelijk te laten klinken en haar lachspieren onder controle te houden. ‘Ja, ik weet het’, zei Georgette die zijn stem voor de gelegenheid wat hoger deed uitvallen, ‘ik heb dat compliment vandaag al een paar keer gekregen.’ En hij knipperde op zeer verleidelijke wijze met zijn donkere ogen die achter twee brilglazen verscholen zaten. Op beider gezichten verscheen een glimlach van verstandhouding, een glimlach van speelsheid en ondeugendheid, een glimlach van herkenning.   ‘Wat drink je?’ vroeg de verklede jongeman. ‘Rode wijn graag. Zijt gij hier trouwens helemaal alleen, bevallige dame?’ antwoordde Emma. ‘Ja, ik ben weggevlucht op een scoutsfuif’, zei Georgette. ‘Mijn mannelijke vrienden konden het plots niet laten om me af en toe in mijn achterwerk te knijpen,’ zei hij, gespeeld verbouwereerd. ‘Tja, ik voel die drang ook, Georgette, als ik u in uw sexy rode jurkje zie.’ Emma liet deze woorden gepaard gaan met een op- en neergaande beweging van haar wenkbrauwen en een overdreven smachtende blik. Haar nieuwe vriend deed op vrouwelijke wijze alsof hij lichtjes geshockeerd was door haar opmerking.   In het lange smalle café waar in de late uurtjes vooraan soms gedanst werd, werd de stemming ondertussen wat meer uitgelaten en het gepraat luidruchtiger. De vrienden van Emma probeerden tevergeefs Emma’s blik te vangen om haar terug in hun richting te lokken. Vanuit haar ooghoeken zag Emma hen soms zwaaien en wenkende gebaren maken, maar ze deed net alsof ze het niet zag.   ‘Maar nu serieus’, zei Emma. ‘Wat is eigenlijk jouw echte naam?’ Thijs nam de pruik van zijn hoofd waardoor zijn kort warrig donker kapsel tevoorschijn kwam. ‘Mijn echte naam is Thijs.’ zei hij en hij keek haar doordringend aan wat haar tegelijkertijd een oncomfortabel en een opgewonden gevoel gaf. Even staarde ze zwijgend terug. Thijs zei: ‘Aangezien ik de zin van het bestaan nog steeds niet ontdekt heb, maar er wel naar op zoek ben, dood ik mijn tijd dan maar met mij te verkleden. Misschien draait het leven wel gewoon daarom: u amuseren.’ ‘Ja, misschien wel’, zei Emma en ze hield haar glas in de lucht om op deze conclusie te proosten. Het oogcontact gaf haar een warm gevoel. ‘Ik heb ooit eens ergens gelezen dat de zin van het leven de zin óm te leven is. Maar vraag me niet wie het geschreven heeft want dat weet ik niet.’ ‘Ja, daar zit iets in’, antwoordde Thijs. ‘En bij mij is die zin om te leven op sommige dagen wel aanwezig en op andere dagen totaal niet. Ik ben stiekem wel jaloers op mensen die elke dag vol levenslust zijn.’    In zijn ogen had ze toen voor het eerst een diepte weerspiegeld gezien die ze maar zelden tegenkwam. In zijn ogen had ze een gelijkgestemde ontmoet die de dingen niet zomaar voor waar aannam maar in vraag stelde, iemand met wie ze samen de mysteries van het leven wilde verkennen. Het was een diepte geweest die ze niet had gekend in haar gezin van afkomst, maar waarnaar ze al haar hele leven had verlangd. Het was een diepte die ze tot dan toe enkel tegengekomen was in de boeken die ze las maar té zelden in het echte leven. Bij haar thuis waren de gesprekken enkel gegaan over de keuze van gerechten, de combineerbaarheid van kleren, over televisieprogramma’s, over de onhebbelijkheden van anderen maar nooit over de dingen die er voor haar echt toe deden.    Hoewel ze het verlangen voelde om in de toekomst uren aan een stuk te filosoferen met deze jongeman, wou ze het op dit moment toch liever luchtig houden.    ‘Is het een hobby van u om verkleed als vrouw door het leven te gaan?’ vroeg Emma. ‘Wel, ik moet zeggen dat het wel prettig voelt om deze rode stof rond mijn lichaam te voelen. Maar ik verkies toch een vrouwenlichaam tegen het mijne.’ Even sloeg Emma’s fantasie op hol en zag ze zichzelf naakt naast hem liggen, onder een donkere sterrenhemel, op een dekentje in het gras, na een wild avontuur van zuchten, kreunen en genot. Maar al snel herpakte ze zich. Ze kende deze jongeman niet, wist niet eens of hij al dan niet vrijgezel was. Die vraag zou ze hem vanavond onder geen beding stellen want ze wilde de betovering niet verbreken. Om de beladen stilte een halt toe te roepen, ging Thijs verder: ‘Ik ben eigenlijk heel moe en kwam hier gewoon nog een pintje drinken voor ik mijn bed in zou kruipen.’ Hij kon de teleurstelling van haar gezicht aflezen en stiekem hoopte hij dat ze hem zou smeken om te blijven. Het was kinderachtig van hem, dat wist hij, maar hij kon het niet laten.   ‘Ik ga onder de wol kruipen. Het was zeer aangenaam om u te leren kennen, Emma. Misschien treffen we elkaar hier nog wel eens een keer.’ Emma stond met haar mond vol tanden. ‘Oh wat jammer’, stamelde ze. ‘Ik vond het net zo gezellig. Maar als jouw bed je roept, dan moet je maar gaan hé. Al had ik het wel fijn gevonden om nog wat te praten en dan misschien nog wat te dansen.’    Thijs die al lang overtuigd was en voor wie op tijd gaan slapen al lang geen optie meer was, wou het onderste uit de kan halen door nu nog niet toe te geven, door nog even de plichtsbewuste te spelen die prat ging op een goede nachtrust. ‘Het spijt me, Emma. Mijn ogen vallen bijna dicht van de vaak. Mag ik uw hand kussen, lieve dame?’ en hij nam haar hand in de zijne en bracht die naar zijn lippen. Ze trok haar hand weg en sprak hem heel kordaat aan.   ‘Blijf’, zei ze op bijna gebiedende toon. ‘Drink nog één pint met mij. En ga dan slapen. Oké?’ smeekte Emma toen. Thijs deed net of hij aarzelde, of hij met één voet binnen en met de andere reeds buiten stond. Hij keek naar de klok die boven de deur prijkte, liet zijn hoofd en schouders heen en weer gaan om zijn geveinsde twijfel wat extra gewicht te geven, keek Emma onderzoekend aan. En pas toen haar blik steeds smekender werd, ze haar hoofd lichtjes schuin hield en één vinger omhoog hield (nog eentje , please…), ging hij duidelijk merkbaar door de knieën. ‘Oké, nog één pintje dan.’ ‘Goed, ik trakteer’, zei Emma die haar enthousiasme niet onder stoelen of banken kon steken.

Aline
0 0

Begeesterd

1STE SCENE - INSIDE OUD HUIS VAN DE OVERLEDEN PLAATSELIJKE SCHRIJVER SPEARE - SCHRIJFKAMER KERLAN Moet je zien, zoveel boeken! greta De kasten begeven het bijna... GIDS Niet alle boeken zijn van zijn hand. Ferdinand Speare was ook een verwoed lezer. Bartel Was de man gehuwd? GIDS Ja, waarom vraagt u dat? BARTEL Kinderen? GIDS Neen, daarover bestaat ook een mythe. GRETA Een mythe, wat interessant. KERLAN Hoe luidt de mythe? BARTEL Hij las teveel, schreef teveel en had geen tijd voor boelekes te maken... GRETA (geeft Bartel een ellenboogstoot) Jij met je flauwe mopjes... GIDS (lacht beleefd) Het geheim is nog niet achterhaald... het gezegde luidt: Kennis is macht zonder liefde. Liefde is aanvaarden en geven. Met de juiste kennis kan de macht van de vloek worden bezworen en wordt de schrijver herboren. GRETA Cryptisch omschreven...Kerlan dat is een kolfje naar jouw hand. KERLAN De kennis kan verwijzen naar de boeken...hoe meer je weet, hoe meer macht...de liefde werd verwaarloosd. Dat weten we, maar de rest is Chinees voor mij. BARTEL Dus als ik het goed begrijp zou de oplossing in de boeken liggen? GIDS Het spijt me, de boeken zijn niet leesbaar...ze zijn zeer fragiel. GRETA Spijtig... GIDS Tot zover de toer. Ik wens iedereen nog een prettige dag en vergeet heu...de gids...niet. Greta, Kerlan en Bartel gaan naar buiten en blijven voor het huis staan. de gids trekt de voordeur gewoon toe. GRETA Heb je dat gezien? De gids doet niet eens de deur op slot! BARTEL Het zal een zelfsluitend slot zijn? KERLAN Bartel doet niet zo idioot...dat bestond niet in de 16de eeuw. BARTEL Het zou toch kunnen dat ze het slot hebben vernieuwd? GRETA (draait zich van de ene naar de andere kant) Is die gids weg? (wandelt naar de deur en rammelt aan de deurknop) Ik wist het! In zo'n boerengat kent men geen misdaad. KERLAN Haal het niet in je hoofd Greta! GRETA Nee hoor. Het is nog veel te vroeg. Vier uur 's nachts is beter. KERLAN Vergeet het, ik doe er niet aan mee! GRETA (loopt weg van de deur en geeft Bartel een knipoog) Einde scéne 1   2de SCENE - outside OUD HUIS VAN DE OVERLEDEN PLAATSELIJKE SCHRIJVER SPEARE- nacht Kerlan, Greta en Bartel, elk met een hoofdlamp, staan voor de deur. KERLAN Greta, ik vind het nog steeds geen goed idee... GRETA (snauwt) Genoteerd. BARTEL Greta, wees nu eerlijk...we kunnen toch in één nacht niet heel de bibliotheek lezen? GRETA Neen, officiële boeken kunnen we laten liggen - tenzij we pech hebben en de oplossing verstopt werd in meer recente boeken - het zijn de losse nota's en kaften die we eerst bekijken. KERLAN (sarcastisch)) We hebben 14 dagen vakantie... slapen heel de dag en pluizen 's nachts de bib uit. Moet kunnen... GRETA Drie nachten en dan hou ik er mee op, beloofd!   (de mannen zuchten diep) openen de deur met een weids gebaar KERLAN Waar te beginnen? GRETA Kerlan, misschien kun jij de linkerkant onderzoeken, Bartel jij de rechter. Ik neem het bureau en alle andere kleine kastjes...   Ieder begint aan zijn taak, het is moeilijk zoeken met enkel een hoofdlamp. Eén voor één doorzoeken ze de kaften en al wat oud is. Zorgvuldig zetten ze alles terug op de juiste plaats. BARTEL Op hoop van zege... ( gaat op een antieke stoel zitten en springt onmiddellijk terug recht) Een springveer...recht in mijn gat! GRETA Wees toch voorzichtig! Dat is antiek. KERLAN (lachend) Er is toch niets aan de stoel? BARTEL (wrijft over zijn achterwerk met een pijnlijk uitdrukking op zijn gezicht) Het is u gat ni zeker? KERLAN tracht de veer vruchteloos terug te duwen Wat is dat nu? Ik kan die veer niet terug duwen... GRETA Wacht, ik kijk eens mee... (verrast) Er ligt iets op de bodem van de stoel... (vist een klein doosje op) Kijk, kijk... KERLAN Wat is het? BARTEL (verbaasd) Een klein doosje zonder opening. GRETA Een klein doosje? Ja...zonder opening...nee! Alle drie hoofdlampen worden op het doosje gericht. GRETA (zit er verbeten aan te prutsen) Ze duwt aan de zijkanten en een paneeltje verschuift. (ze haalt er een papiertje uit) Dit kan niet! BARTEL KERLAN Wat, wat...? GRETA Ik geloof dat we geluk hebben... KERLAN Bedoel je... GRETA Wie kent er oud Engels? KERLAN Mijn grootouders komen uit Wales...laat me eens zien. GRETA geeft het papiertje af aan Kerlan. KERLAN (Leest voor) Books have thou wisdom, if you can open they eyes of love with the brightness that day brings. BARTEL Een ander raadsel! Dat kan hier nog lang duren... GRETA Boeken bevatten de wijsheid als het daglicht de ogen voor liefde openen. KERLAN Als het vorige cryptisch werd weergegeven...dan zou ik denken... GRETA Ja? KERLAN Wacht even...zijn hier ogen aanwezig? BARTEL Ja, drie paar die er geen sikkepit van begrijpen. KERLAN Ik bedoel hier in de kamer, slimmeke. Ze draaien zich om en beginnen terug te zoeken. Greta (Slaakt een verraste kreet) Ja, natuurlijk! Kijk naar het schilderij aan de muur. KERLAN Het portret! Centraal opgesteld... zijn vrouw, met half gesloten ogen... omringt met engelen en bloemen. GRETA (onderzoekt de gesloten ogen van de vrouw) De oogleden kunnen opengeklapt worden! BARTEL Dan zitten we met een probleem... KERLAN Hoe bedoel je? GRETA Dat wil zeggen...we overdag moeten terugkomen... KERLAN Ik ben geen pessimist, maarre...dan loopt de gids rond. GRETA (zelfverzekerd) Laat die griezel maar aan mij over...   Einde scéné 2        3de scene - Volgende dag 's morgens voor het museum - GIDS opent de deur Goedemorgen. Jullie! Was mijn uitleg niet duidelijk? GRETA (poeslief) Heel duidelijk. We hebben meteen besloten onze scriptie aan Speare te wijden. Maar dan moeten we een aantal bijzonderheden weten. (ze klampt de gids vast en glimlacht hem toe)   GIDS Heu...ja, oké. Ik zal mijn best doen. KERLAN Heeft hij nog iets anders geschreven buiten boeken?   GRETA Wanneer werd hij echt bekend? BARTEL Schreef hij soms in opdracht van het Portugese hof? GIDS Momentje ik kan maar één vraag per keer antwoorden. GRETA (klampt de gids bezitterig vaster) Sorry heren, ladies first. ( draait haar rug naar Kerlan en Bartel en loodst de gids mee uit de kamer met het portret)   BARTEL (kijkt gespannen toe of de gids met Greta ver uit de buurt zijn) Ik open de oogleden, jij let op? KERLAN (knikt kort) BARTEL (opent de luikjes) een stralend zonlicht boort zich door de kamer De twee bundels licht richten zich eensgezind op een boek van de boeken plank. KERLAN (haast zich om het boek uit het schap te halen) Gelukt! Maken dat we hier weg zijn. BARTEL En Greta dan? KERLAN Als wij hier weg zijn zal ze beslist weten dat we terug naar buiten zijn. BARTEL Ja, goed. Ik ben benieuwd! KERLAN BARTEL Haasten zich naar buiten met het boek. Kerlan en Bartel wachten buiten. Even later komt Greta naar buiten gewandeld. GRETA En jongens? KERLAN Opdracht volbracht! BARTEL Vlug naar het kamp. Ik ben écht benieuwd. Ze wandelen weg - komen toe in hun kamp einde 3de scene     4de scene het kamp late namiddag Kerlan zit op een van de kampeerstoeltjes met het boek op het kampeertafeltje KERLAN (zit met zijn neus bijna bovenop het boek)) BARTEL Kerlan, heb je een bril nodig? KERLAN (geërgerd) Wil jij het doen? Oud Engels in schoonschrift vol krullen! GRETA Als iemand het kan dan ben jij het Kerlan... KERLAN Slijmen helpt niet Greta! BARTEL Wat heb je tot hiertoe gevonden? KERLAN Kort en bondig: niets. Het gaat over een driehoeksverhouding... GRETA Klinkt dramatisch... KERLAN Zoals gewoonlijk... 2 mannen willen dezelfde vrouw, de vrouw is getrouwd met een kasteelheer maar is verliefd op de staljongen die haar liefde beantwoordt. BARTEL Laat me raden... de kasteelheer komt er achter... en de poppen gaan aan het dansen. KERLAN Ja, maar wel op een rare manier... de vrouw mag tussen hun beide kiezen van de kasteelheer, als ze voor hem kiest zal hij haar de vrijheid geven om de staljongen te beminnen en toch van haar houden. Op één voorwaarde dat ze zich niet bemoeid met zijn passie. Vrouwlief kiest voor de luxe en de vrijheid en bemoeit zich niet met zijn passie: boeken schrijven... GRETA Vind je niet dat het thema 'boeken schrijven' hier ook zo belangrijk is? Net als voor Ferdinand Speare. KERLAN Nu je het zegt...ik ben benieuwd wat er volgt... (leest begeesterd verder) GRETA Nog veel plezier. Ik ga eventjes uitrusten. Ik heb heel de nacht niet geslapen van de warmte. (doet een dutje in de tent) BARTEL Ondertussen maak ik het avondmaal. KERLAN Weer spaghetti zekers? BARTEL 'Geen goesting is geen honger, ‘zei ons moeder altijd. Het is dat of niks! KERLAN Ja, pa! (neemt het boek mee naar zijn tent) BARTEL (boos) Ik ben ook op vakantie hé! begint met de potten te rammelen en haalt water ze zitten alle 3 aan tafel spaghetti te eten GRETA Wat ben je nog te weten gekomen Kerlan? KERLAN Je had gelijk Greta, de overeenkomsten met onze schrijver worden steeds groter. BARTEL Wat bedoel je? KERLAN Wel... stalknecht wil niet langer aan een touwtje hangen en beëindigt de relatie. Madam verveelt zich en eist een kind of ze verlaat Speare. Hij tracht haar lief te hebben, maar zijn gedachten gaan steeds naar zijn boeken en daardoor blijft zijn jongeheer halfstok hangen. Resultaat: geen bevruchting, geen boelekes. Zijn vrouw wordt depressief en ten einde raad gaat hij een toverkol opzoeken om zijn probleem op te lossen. BARTEL Aha! KERLAN Inderdaad, zij geeft hem een raadselachtige opdracht... (neemt het boek op zijn schoot en begint luidop voor te lezen) Shall ye find young ones to replace the triad you had and one of these read these words: 'For those who choose love instead of wisdom and almightiness, have pity and pledge tears on your name, the cry of a baby will come.  If not swiftly, your ancestors wait patiently. Ye and Lily will find peace in another life.' GRETA Wat wil dat nu weer zeggen? En wie is Lily? KERLAN De vrouw van Speare... BARTEL Wat een drama! GRETA (fluistert) Ja, inderdaad. Onbeantwoorde liefde en wensen... drie ontgoochelde mensen. (staart Kerlan aan) Wil je de rest voorlezen? KERLAN (glimlacht) Na het eten en de afwas als verhaaltje voor het slapen gaan. GRETA (geeft een speelse klap op de knie van Kerlan) Afgesproken! in een van de drie tenten brandt een lamp en hoort men de stem van Kerlan en Greta. KERLAN (leest voor uit het boek) 'For those who choose love instead of wisdom and almightiness, have pity and pledge tears on your name, the cry of a baby will come.  If not swiftly, your ancestors wait patiently. Ye and Lily will find peace in another life.' GRETA (snikt ingetogen) Prachtig geschreven... maar zo triest, vooral het einde... (weent ingetogen) KERLAN Kom, kom het is maar een verhaal... kom eens hier... het enig brandende lampje gaat uit. Einde 4de scéne.   SLOT - 1 jaar later zelfde camping - overdag Een jaar later staan Greta, Kerlan en Greta op dezelfde camping. GRETA (houdt een baby vast) Hier zijn we weer... BARTEL Met eentje meer. Waarom persé terug naar hier? KERLAN Ik wil iets nagaan... ze gaan allen naar het museum. GIDS (herkent hen meteen) Terug welkom! (buigt zich over de baby) Wat een prachtig kindje... KERLAN We wilden je nog iets vragen... GIDS Jaaaa? KERLAN Was de naam van de schrijver echt Ferdinand Speare? GIDS Nee, hij schreef onder een alias. Zijn echte naam is Karl, Kerlan,  Bartholomeus... Hoe heet de baby? KERLAN Lily! Het huis van de schrijver straalt in de zonneschijn. vanuit de bibliotheek klinkt vrolijk gezang van een vrouw en het hartelijk gelach van een man. Einde slot  

Fanny Vercammen
0 0

Begeesterd

1STE SCENE - INSIDE OUD HUIS VAN DE OVERLEDEN PLAATSELIJKE SCHRIJVER SPEARE - SCHRIJFKAMER KERLAN Moet je zien, zoveel boeken! greta De kasten begeven het bijna... GIDS Niet alle boeken zijn van zijn hand. Ferdinand Speare was ook een verwoed lezer. Bartel Was de man gehuwd? GIDS Ja, waarom vraagt u dat? BARTEL Kinderen? GIDS Neen, daarover bestaat ook een mythe. GRETA Een mythe, wat interessant. KERLAN Hoe luidt de mythe? BARTEL Hij las teveel, schreef teveel en had geen tijd voor boelekes te maken... GRETA (geeft Bartel een ellenboogstoot) Jij met je flauwe mopjes... GIDS (lacht beleefd) Het geheim is nog niet achterhaald... het gezegde luidt: Kennis is macht zonder liefde. Liefde is aanvaarden en geven. Met de juiste kennis kan de macht van de vloek worden bezworen en wordt de schrijver herboren. GRETA Cryptisch omschreven...Kerlan dat is een kolfje naar jouw hand. KERLAN De kennis kan verwijzen naar de boeken...hoe meer je weet, hoe meer macht...de liefde werd verwaarloosd. Dat weten we, maar de rest is Chinees voor mij. BARTEL Dus als ik het goed begrijp zou de oplossing in de boeken liggen? GIDS Het spijt me, de boeken zijn niet leesbaar...ze zijn zeer fragiel. GRETA Spijtig... GIDS Tot zover de toer. Ik wens iedereen nog een prettige dag en vergeet heu...de gids...niet. Greta, Kerlan en Bartel gaan naar buiten en blijven voor het huis staan. de gids trekt de voordeur gewoon toe. GRETA Heb je dat gezien? De gids doet niet eens de deur op slot! BARTEL Het zal een zelfsluitend slot zijn? KERLAN Bartel doet niet zo idioot...dat bestond niet in de 16de eeuw. BARTEL Het zou toch kunnen dat ze het slot hebben vernieuwd? GRETA (draait zich van de ene naar de andere kant) Is die gids weg? (wandelt naar de deur en rammelt aan de deurknop) Ik wist het! In zo'n boerengat kent men geen misdaad. KERLAN Haal het niet in je hoofd Greta! GRETA Nee hoor. Het is nog veel te vroeg. Vier uur 's nachts is beter. KERLAN Vergeet het, ik doe er niet aan mee! GRETA (loopt weg van de deur en geeft Bartel een knipoog) Einde scéne 1   2de SCENE - outside OUD HUIS VAN DE OVERLEDEN PLAATSELIJKE SCHRIJVER SPEARE- nacht Kerlan, Greta en Bartel, elk met een hoofdlamp, staan voor de deur. KERLAN Greta, ik vind het nog steeds geen goed idee... GRETA (snauwt) Genoteerd. BARTEL Greta, wees nu eerlijk...we kunnen toch in één nacht niet heel de bibliotheek lezen? GRETA Neen, officiële boeken kunnen we laten liggen - tenzij we pech hebben en de oplossing verstopt werd in meer recente boeken - het zijn de losse nota's en kaften die we eerst bekijken. KERLAN (sarcastisch)) We hebben 14 dagen vakantie... slapen heel de dag en pluizen 's nachts de bib uit. Moet kunnen... GRETA Drie nachten en dan hou ik er mee op, beloofd!   (de mannen zuchten diep) openen de deur met een weids gebaar KERLAN Waar te beginnen? GRETA Kerlan, misschien kun jij de linkerkant onderzoeken, Bartel jij de rechter. Ik neem het bureau en alle andere kleine kastjes...   Ieder begint aan zijn taak, het is moeilijk zoeken met enkel een hoofdlamp. Eén voor één doorzoeken ze de kaften en al wat oud is. Zorgvuldig zetten ze alles terug op de juiste plaats. BARTEL Op hoop van zege... ( gaat op een antieke stoel zitten en springt onmiddellijk terug recht) Een springveer...recht in mijn gat! GRETA Wees toch voorzichtig! Dat is antiek. KERLAN (lachend) Er is toch niets aan de stoel? BARTEL (wrijft over zijn achterwerk met een pijnlijk uitdrukking op zijn gezicht) Het is u gat ni zeker? KERLAN tracht de veer vruchteloos terug te duwen Wat is dat nu? Ik kan die veer niet terug duwen... GRETA Wacht, ik kijk eens mee... (verrast) Er ligt iets op de bodem van de stoel... (vist een klein doosje op) Kijk, kijk... KERLAN Wat is het? BARTEL (verbaasd) Een klein doosje zonder opening. GRETA Een klein doosje? Ja...zonder opening...nee! Alle drie hoofdlampen worden op het doosje gericht. GRETA (zit er verbeten aan te prutsen) Ze duwt aan de zijkanten en een paneeltje verschuift. (ze haalt er een papiertje uit) Dit kan niet! BARTEL KERLAN Wat, wat...? GRETA Ik geloof dat we geluk hebben... KERLAN Bedoel je... GRETA Wie kent er oud Engels? KERLAN Mijn grootouders komen uit Wales...laat me eens zien. GRETA geeft het papiertje af aan Kerlan. KERLAN (Leest voor) Books have thou wisdom, if you can open they eyes of love with the brightness that day brings. BARTEL Een ander raadsel! Dat kan hier nog lang duren... GRETA Boeken bevatten de wijsheid als het daglicht de ogen voor liefde openen. KERLAN Als het vorige cryptisch werd weergegeven...dan zou ik denken... GRETA Ja? KERLAN Wacht even...zijn hier ogen aanwezig? BARTEL Ja, drie paar die er geen sikkepit van begrijpen. KERLAN Ik bedoel hier in de kamer, slimmeke. Ze draaien zich om en beginnen terug te zoeken. Greta (Slaakt een verraste kreet) Ja, natuurlijk! Kijk naar het schilderij aan de muur. KERLAN Het portret! Centraal opgesteld... zijn vrouw, met half gesloten ogen... omringt met engelen en bloemen. GRETA (onderzoekt de gesloten ogen van de vrouw) De oogleden kunnen opengeklapt worden! BARTEL Dan zitten we met een probleem... KERLAN Hoe bedoel je? GRETA Dat wil zeggen...we overdag moeten terugkomen... KERLAN Ik ben geen pessimist, maarre...dan loopt de gids rond. GRETA (zelfverzekerd) Laat die griezel maar aan mij over...   Einde scéné 2        3de scene - Volgende dag 's morgens voor het museum - GIDS opent de deur Goedemorgen. Jullie! Was mijn uitleg niet duidelijk? GRETA (poeslief) Heel duidelijk. We hebben meteen besloten onze scriptie aan Speare te wijden. Maar dan moeten we een aantal bijzonderheden weten. (ze klampt de gids vast en glimlacht hem toe)   GIDS Heu...ja, oké. Ik zal mijn best doen. KERLAN Heeft hij nog iets anders geschreven buiten boeken?   GRETA Wanneer werd hij echt bekend? BARTEL Schreef hij soms in opdracht van het Portugese hof? GIDS Momentje ik kan maar één vraag per keer antwoorden. GRETA (klampt de gids bezitterig vaster) Sorry heren, ladies first. ( draait haar rug naar Kerlan en Bartel en loodst de gids mee uit de kamer met het portret)   BARTEL (kijkt gespannen toe of de gids met Greta ver uit de buurt zijn) Ik open de oogleden, jij let op? KERLAN (knikt kort) BARTEL (opent de luikjes) een stralend zonlicht boort zich door de kamer De twee bundels licht richten zich eensgezind op een boek van de boeken plank. KERLAN (haast zich om het boek uit het schap te halen) Gelukt! Maken dat we hier weg zijn. BARTEL En Greta dan? KERLAN Als wij hier weg zijn zal ze beslist weten dat we terug naar buiten zijn. BARTEL Ja, goed. Ik ben benieuwd! KERLAN BARTEL Haasten zich naar buiten met het boek. Kerlan en Bartel wachten buiten. Even later komt Greta naar buiten gewandeld. GRETA En jongens? KERLAN Opdracht volbracht! BARTEL Vlug naar het kamp. Ik ben écht benieuwd. Ze wandelen weg - komen toe in hun kamp einde 3de scene     4de scene het kamp late namiddag Kerlan zit op een van de kampeerstoeltjes met het boek op het kampeertafeltje KERLAN (zit met zijn neus bijna bovenop het boek)) BARTEL Kerlan, heb je een bril nodig? KERLAN (geërgerd) Wil jij het doen? Oud Engels in schoonschrift vol krullen! GRETA Als iemand het kan dan ben jij het Kerlan... KERLAN Slijmen helpt niet Greta! BARTEL Wat heb je tot hiertoe gevonden? KERLAN Kort en bondig: niets. Het gaat over een driehoeksverhouding... GRETA Klinkt dramatisch... KERLAN Zoals gewoonlijk... 2 mannen willen dezelfde vrouw, de vrouw is getrouwd met een kasteelheer maar is verliefd op de staljongen die haar liefde beantwoordt. BARTEL Laat me raden... de kasteelheer komt er achter... en de poppen gaan aan het dansen. KERLAN Ja, maar wel op een rare manier... de vrouw mag tussen hun beide kiezen van de kasteelheer, als ze voor hem kiest zal hij haar de vrijheid geven om de staljongen te beminnen en toch van haar houden. Op één voorwaarde dat ze zich niet bemoeid met zijn passie. Vrouwlief kiest voor de luxe en de vrijheid en bemoeit zich niet met zijn passie: boeken schrijven... GRETA Vind je niet dat het thema 'boeken schrijven' hier ook zo belangrijk is? Net als voor Ferdinand Speare. KERLAN Nu je het zegt...ik ben benieuwd wat er volgt... (leest begeesterd verder) GRETA Nog veel plezier. Ik ga eventjes uitrusten. Ik heb heel de nacht niet geslapen van de warmte. (doet een dutje in de tent) BARTEL Ondertussen maak ik het avondmaal. KERLAN Weer spaghetti zekers? BARTEL 'Geen goesting is geen honger, ‘zei ons moeder altijd. Het is dat of niks! KERLAN Ja, pa! (neemt het boek mee naar zijn tent) BARTEL (boos) Ik ben ook op vakantie hé! begint met de potten te rammelen en haalt water ze zitten alle 3 aan tafel spaghetti te eten GRETA Wat ben je nog te weten gekomen Kerlan? KERLAN Je had gelijk Greta, de overeenkomsten met onze schrijver worden steeds groter. BARTEL Wat bedoel je? KERLAN Wel... stalknecht wil niet langer aan een touwtje hangen en beëindigt de relatie. Madam verveelt zich en eist een kind of ze verlaat Speare. Hij tracht haar lief te hebben, maar zijn gedachten gaan steeds naar zijn boeken en daardoor blijft zijn jongeheer halfstok hangen. Resultaat: geen bevruchting, geen boelekes. Zijn vrouw wordt depressief en ten einde raad gaat hij een toverkol opzoeken om zijn probleem op te lossen. BARTEL Aha! KERLAN Inderdaad, zij geeft hem een raadselachtige opdracht... (neemt het boek op zijn schoot en begint luidop voor te lezen) Shall ye find young ones to replace the triad you had and one of these read these words: 'For those who choose love instead of wisdom and almightiness, have pity and pledge tears on your name, the cry of a baby will come.  If not swiftly, your ancestors wait patiently. Ye and Lily will find peace in another life.' GRETA Wat wil dat nu weer zeggen? En wie is Lily? KERLAN De vrouw van Speare... BARTEL Wat een drama! GRETA (fluistert) Ja, inderdaad. Onbeantwoorde liefde en wensen... drie ontgoochelde mensen. (staart Kerlan aan) Wil je de rest voorlezen? KERLAN (glimlacht) Na het eten en de afwas als verhaaltje voor het slapen gaan. GRETA (geeft een speelse klap op de knie van Kerlan) Afgesproken! in een van de drie tenten brandt een lamp en hoort men de stem van Kerlan en Greta. KERLAN (leest voor uit het boek) 'For those who choose love instead of wisdom and almightiness, have pity and pledge tears on your name, the cry of a baby will come.  If not swiftly, your ancestors wait patiently. Ye and Lily will find peace in another life.' GRETA (snikt ingetogen) Prachtig geschreven... maar zo triest, vooral het einde... (weent ingetogen) KERLAN Kom, kom het is maar een verhaal... kom eens hier... het enig brandende lampje gaat uit. Einde 4de scéne.   SLOT - 1 jaar later zelfde camping - overdag Een jaar later staan Greta, Kerlan en Greta op dezelfde camping. GRETA (houdt een baby vast) Hier zijn we weer... BARTEL Met eentje meer. Waarom persé terug naar hier? KERLAN Ik wil iets nagaan... ze gaan allen naar het museum. GIDS (herkent hen meteen) Terug welkom! (buigt zich over de baby) Wat een prachtig kindje... KERLAN We wilden je nog iets vragen... GIDS Jaaaa? KERLAN Was de naam van de schrijver echt Ferdinand Speare? GIDS Nee, hij schreef onder een alias. Zijn echte naam is Karl, Kerlan,  Bartholomeus... Hoe heet de baby? KERLAN Lily! Het huis van de schrijver straalt in de zonneschijn. vanuit de bibliotheek klinkt vrolijk gezang van een vrouw en het hartelijk gelach van een man. Einde slot  

Fanny Vercammen
0 0

Begeesterd

1STE SCENE - INSIDE OUD HUIS VAN DE OVERLEDEN PLAATSELIJKE SCHRIJVER SPEARE - SCHRIJFKAMER KERLAN Moet je zien, zoveel boeken! greta De kasten begeven het bijna... GIDS Niet alle boeken zijn van zijn hand. Ferdinand Speare was ook een verwoed lezer. Bartel Was de man gehuwd? GIDS Ja, waarom vraagt u dat? BARTEL Kinderen? GIDS Neen, daarover bestaat ook een mythe. GRETA Een mythe, wat interessant. KERLAN Hoe luidt de mythe? BARTEL Hij las teveel, schreef teveel en had geen tijd voor boelekes te maken... GRETA (geeft Bartel een ellenboogstoot) Jij met je flauwe mopjes... GIDS (lacht beleefd) Het geheim is nog niet achterhaald... het gezegde luidt: Kennis is macht zonder liefde. Liefde is aanvaarden en geven. Met de juiste kennis kan de macht van de vloek worden bezworen en wordt de schrijver herboren. GRETA Cryptisch omschreven...Kerlan dat is een kolfje naar jouw hand. KERLAN De kennis kan verwijzen naar de boeken...hoe meer je weet, hoe meer macht...de liefde werd verwaarloosd. Dat weten we, maar de rest is Chinees voor mij. BARTEL Dus als ik het goed begrijp zou de oplossing in de boeken liggen? GIDS Het spijt me, de boeken zijn niet leesbaar...ze zijn zeer fragiel. GRETA Spijtig... GIDS Tot zover de toer. Ik wens iedereen nog een prettige dag en vergeet heu...de gids...niet. Greta, Kerlan en Bartel gaan naar buiten en blijven voor het huis staan. de gids trekt de voordeur gewoon toe. GRETA Heb je dat gezien? De gids doet niet eens de deur op slot! BARTEL Het zal een zelfsluitend slot zijn? KERLAN Bartel doet niet zo idioot...dat bestond niet in de 16de eeuw. BARTEL Het zou toch kunnen dat ze het slot hebben vernieuwd? GRETA (draait zich van de ene naar de andere kant) Is die gids weg? (wandelt naar de deur en rammelt aan de deurknop) Ik wist het! In zo'n boerengat kent men geen misdaad. KERLAN Haal het niet in je hoofd Greta! GRETA Nee hoor. Het is nog veel te vroeg. Vier uur 's nachts is beter. KERLAN Vergeet het, ik doe er niet aan mee! GRETA (loopt weg van de deur en geeft Bartel een knipoog) Einde scéne 1   2de SCENE - outside OUD HUIS VAN DE OVERLEDEN PLAATSELIJKE SCHRIJVER SPEARE- nacht Kerlan, Greta en Bartel, elk met een hoofdlamp, staan voor de deur. KERLAN Greta, ik vind het nog steeds geen goed idee... GRETA (snauwt) Genoteerd. BARTEL Greta, wees nu eerlijk...we kunnen toch in één nacht niet heel de bibliotheek lezen? GRETA Neen, officiële boeken kunnen we laten liggen - tenzij we pech hebben en de oplossing verstopt werd in meer recente boeken - het zijn de losse nota's en kaften die we eerst bekijken. KERLAN (sarcastisch)) We hebben 14 dagen vakantie... slapen heel de dag en pluizen 's nachts de bib uit. Moet kunnen... GRETA Drie nachten en dan hou ik er mee op, beloofd!   (de mannen zuchten diep) openen de deur met een weids gebaar KERLAN Waar te beginnen? GRETA Kerlan, misschien kun jij de linkerkant onderzoeken, Bartel jij de rechter. Ik neem het bureau en alle andere kleine kastjes...   Ieder begint aan zijn taak, het is moeilijk zoeken met enkel een hoofdlamp. Eén voor één doorzoeken ze de kaften en al wat oud is. Zorgvuldig zetten ze alles terug op de juiste plaats. BARTEL Op hoop van zege... ( gaat op een antieke stoel zitten en springt onmiddellijk terug recht) Een springveer...recht in mijn gat! GRETA Wees toch voorzichtig! Dat is antiek. KERLAN (lachend) Er is toch niets aan de stoel? BARTEL (wrijft over zijn achterwerk met een pijnlijk uitdrukking op zijn gezicht) Het is u gat ni zeker? KERLAN tracht de veer vruchteloos terug te duwen Wat is dat nu? Ik kan die veer niet terug duwen... GRETA Wacht, ik kijk eens mee... (verrast) Er ligt iets op de bodem van de stoel... (vist een klein doosje op) Kijk, kijk... KERLAN Wat is het? BARTEL (verbaasd) Een klein doosje zonder opening. GRETA Een klein doosje? Ja...zonder opening...nee! Alle drie hoofdlampen worden op het doosje gericht. GRETA (zit er verbeten aan te prutsen) Ze duwt aan de zijkanten en een paneeltje verschuift. (ze haalt er een papiertje uit) Dit kan niet! BARTEL KERLAN Wat, wat...? GRETA Ik geloof dat we geluk hebben... KERLAN Bedoel je... GRETA Wie kent er oud Engels? KERLAN Mijn grootouders komen uit Wales...laat me eens zien. GRETA geeft het papiertje af aan Kerlan. KERLAN (Leest voor) Books have thou wisdom, if you can open they eyes of love with the brightness that day brings. BARTEL Een ander raadsel! Dat kan hier nog lang duren... GRETA Boeken bevatten de wijsheid als het daglicht de ogen voor liefde openen. KERLAN Als het vorige cryptisch werd weergegeven...dan zou ik denken... GRETA Ja? KERLAN Wacht even...zijn hier ogen aanwezig? BARTEL Ja, drie paar die er geen sikkepit van begrijpen. KERLAN Ik bedoel hier in de kamer, slimmeke. Ze draaien zich om en beginnen terug te zoeken. Greta (Slaakt een verraste kreet) Ja, natuurlijk! Kijk naar het schilderij aan de muur. KERLAN Het portret! Centraal opgesteld... zijn vrouw, met half gesloten ogen... omringt met engelen en bloemen. GRETA (onderzoekt de gesloten ogen van de vrouw) De oogleden kunnen opengeklapt worden! BARTEL Dan zitten we met een probleem... KERLAN Hoe bedoel je? GRETA Dat wil zeggen...we overdag moeten terugkomen... KERLAN Ik ben geen pessimist, maarre...dan loopt de gids rond. GRETA (zelfverzekerd) Laat die griezel maar aan mij over...   Einde scéné 2        3de scene - Volgende dag 's morgens voor het museum - GIDS opent de deur Goedemorgen. Jullie! Was mijn uitleg niet duidelijk? GRETA (poeslief) Heel duidelijk. We hebben meteen besloten onze scriptie aan Speare te wijden. Maar dan moeten we een aantal bijzonderheden weten. (ze klampt de gids vast en glimlacht hem toe)   GIDS Heu...ja, oké. Ik zal mijn best doen. KERLAN Heeft hij nog iets anders geschreven buiten boeken?   GRETA Wanneer werd hij echt bekend? BARTEL Schreef hij soms in opdracht van het Portugese hof? GIDS Momentje ik kan maar één vraag per keer antwoorden. GRETA (klampt de gids bezitterig vaster) Sorry heren, ladies first. ( draait haar rug naar Kerlan en Bartel en loodst de gids mee uit de kamer met het portret)   BARTEL (kijkt gespannen toe of de gids met Greta ver uit de buurt zijn) Ik open de oogleden, jij let op? KERLAN (knikt kort) BARTEL (opent de luikjes) een stralend zonlicht boort zich door de kamer De twee bundels licht richten zich eensgezind op een boek van de boeken plank. KERLAN (haast zich om het boek uit het schap te halen) Gelukt! Maken dat we hier weg zijn. BARTEL En Greta dan? KERLAN Als wij hier weg zijn zal ze beslist weten dat we terug naar buiten zijn. BARTEL Ja, goed. Ik ben benieuwd! KERLAN BARTEL Haasten zich naar buiten met het boek. Kerlan en Bartel wachten buiten. Even later komt Greta naar buiten gewandeld. GRETA En jongens? KERLAN Opdracht volbracht! BARTEL Vlug naar het kamp. Ik ben écht benieuwd. Ze wandelen weg - komen toe in hun kamp einde 3de scene     4de scene het kamp late namiddag Kerlan zit op een van de kampeerstoeltjes met het boek op het kampeertafeltje KERLAN (zit met zijn neus bijna bovenop het boek)) BARTEL Kerlan, heb je een bril nodig? KERLAN (geërgerd) Wil jij het doen? Oud Engels in schoonschrift vol krullen! GRETA Als iemand het kan dan ben jij het Kerlan... KERLAN Slijmen helpt niet Greta! BARTEL Wat heb je tot hiertoe gevonden? KERLAN Kort en bondig: niets. Het gaat over een driehoeksverhouding... GRETA Klinkt dramatisch... KERLAN Zoals gewoonlijk... 2 mannen willen dezelfde vrouw, de vrouw is getrouwd met een kasteelheer maar is verliefd op de staljongen die haar liefde beantwoordt. BARTEL Laat me raden... de kasteelheer komt er achter... en de poppen gaan aan het dansen. KERLAN Ja, maar wel op een rare manier... de vrouw mag tussen hun beide kiezen van de kasteelheer, als ze voor hem kiest zal hij haar de vrijheid geven om de staljongen te beminnen en toch van haar houden. Op één voorwaarde dat ze zich niet bemoeid met zijn passie. Vrouwlief kiest voor de luxe en de vrijheid en bemoeit zich niet met zijn passie: boeken schrijven... GRETA Vind je niet dat het thema 'boeken schrijven' hier ook zo belangrijk is? Net als voor Ferdinand Speare. KERLAN Nu je het zegt...ik ben benieuwd wat er volgt... (leest begeesterd verder) GRETA Nog veel plezier. Ik ga eventjes uitrusten. Ik heb heel de nacht niet geslapen van de warmte. (doet een dutje in de tent) BARTEL Ondertussen maak ik het avondmaal. KERLAN Weer spaghetti zekers? BARTEL 'Geen goesting is geen honger, ‘zei ons moeder altijd. Het is dat of niks! KERLAN Ja, pa! (neemt het boek mee naar zijn tent) BARTEL (boos) Ik ben ook op vakantie hé! begint met de potten te rammelen en haalt water ze zitten alle 3 aan tafel spaghetti te eten GRETA Wat ben je nog te weten gekomen Kerlan? KERLAN Je had gelijk Greta, de overeenkomsten met onze schrijver worden steeds groter. BARTEL Wat bedoel je? KERLAN Wel... stalknecht wil niet langer aan een touwtje hangen en beëindigt de relatie. Madam verveelt zich en eist een kind of ze verlaat Speare. Hij tracht haar lief te hebben, maar zijn gedachten gaan steeds naar zijn boeken en daardoor blijft zijn jongeheer halfstok hangen. Resultaat: geen bevruchting, geen boelekes. Zijn vrouw wordt depressief en ten einde raad gaat hij een toverkol opzoeken om zijn probleem op te lossen. BARTEL Aha! KERLAN Inderdaad, zij geeft hem een raadselachtige opdracht... (neemt het boek op zijn schoot en begint luidop voor te lezen) Shall ye find young ones to replace the triad you had and one of these read these words: 'For those who choose love instead of wisdom and almightiness, have pity and pledge tears on your name, the cry of a baby will come.  If not swiftly, your ancestors wait patiently. Ye and Lily will find peace in another life.' GRETA Wat wil dat nu weer zeggen? En wie is Lily? KERLAN De vrouw van Speare... BARTEL Wat een drama! GRETA (fluistert) Ja, inderdaad. Onbeantwoorde liefde en wensen... drie ontgoochelde mensen. (staart Kerlan aan) Wil je de rest voorlezen? KERLAN (glimlacht) Na het eten en de afwas als verhaaltje voor het slapen gaan. GRETA (geeft een speelse klap op de knie van Kerlan) Afgesproken! in een van de drie tenten brandt een lamp en hoort men de stem van Kerlan en Greta. KERLAN (leest voor uit het boek) 'For those who choose love instead of wisdom and almightiness, have pity and pledge tears on your name, the cry of a baby will come.  If not swiftly, your ancestors wait patiently. Ye and Lily will find peace in another life.' GRETA (snikt ingetogen) Prachtig geschreven... maar zo triest, vooral het einde... (weent ingetogen) KERLAN Kom, kom het is maar een verhaal... kom eens hier... het enig brandende lampje gaat uit. Einde 4de scéne.   SLOT - 1 jaar later zelfde camping - overdag Een jaar later staan Greta, Kerlan en Greta op dezelfde camping. GRETA (houdt een baby vast) Hier zijn we weer... BARTEL Met eentje meer. Waarom persé terug naar hier? KERLAN Ik wil iets nagaan... ze gaan allen naar het museum. GIDS (herkent hen meteen) Terug welkom! (buigt zich over de baby) Wat een prachtig kindje... KERLAN We wilden je nog iets vragen... GIDS Jaaaa? KERLAN Was de naam van de schrijver echt Ferdinand Speare? GIDS Nee, hij schreef onder een alias. Zijn echte naam is Karl, Kerlan,  Bartholomeus... Hoe heet de baby? KERLAN Lily! Het huis van de schrijver straalt in de zonneschijn. vanuit de bibliotheek klinkt vrolijk gezang van een vrouw en het hartelijk gelach van een man. Einde slot  

Fanny Vercammen
0 0

VERLOREN

Anna en Ronny zitten op de bank te praten over koetjes en kalfjes. Maggy (komt aanwandelen.) Hey! Anna, Ronny, leuk om jullie te ontmoeten. Hoe gaat het ermee? anna Alles kan beter! ( Lacht kort.) Hoe is het met jou? maggy Ca va. ronny Dat klinkt niet echt vrolijk. maggy Geeft niet. Niets speciaals. ( Begint te huilen) ANNA Wat, niets speciaals? RONNY Je bent duidelijk over je toeren Maggy. Ronny staat recht en legt zijn arm rond de schouder van Maggy. Zachtjes dwingt hij Maggy om naast Anna te gaan zitten. Hijzelf gaat naast Maggy zitten. ANNA Maar meisje toch, je bent onder vrienden... kom lucht je hart... Anna reikt een pakje papieren zakdoekjes aan. Neem je tijd, we zijn er voor jou. MAGGY ( Antwoordt huilend.) Je, je zou me... toch niet geloven.   neemt het pakje papieren zakdoekjes aan. Ze sukkelt om het pakje te openen, neemt er meerdere uit en laat de rest van het pakje vallen. Ronny raapt het pakje op en steekt het in zijn jas zak. ANNA Kom, kom zo erg kan het niet zijn... Maggy (reageert woedend) Je weet er niets van! Jij hebt gemakkelijk praten...ik beleef het alle dagen! RONNY Nee, we zijn helemaal niet boos op jou Maggy. We zijn wel bezorgd. Toe, wat kunnen we voor je doen? Maggy houdt op met snikken en kijkt Anna en Ronny om beurten vorsend aan.   Willen jullie mij écht helpen? Dan moeten jullie mee. Ja...mee...naar mijn huis. Je, jullie...moeten het zelf zien. Dan...kan je beslissen... ANNA Wat zien? Ronny schudt zijn hoofd en helpt Maggy overeind.   Niet praten, maar doen! Kom Maggy. Anna? We brengen jou naar huis. Dan kunnen we het zelf zien. Maggy glimlacht en knikt. Anna en Ronny nemen Maggy tussen hen beiden. Arm in arm wandelen weg. over naar Maggy's huis - Anna,Ronny en maggy staan aan de voordeur. MAGGY Opent de deur met trillende vingers. Doe je jas dicht en kom binnen. Ronny en Anna kijken elkaar verbaasd aan. Maggy draait haar hoofd naar Ronny en Anna. Ja, ik weet het...het klinkt idioot. Eén voor een schuifelen ze naar binnen. ANNA Brrrrr, dat is hier koud! MAGGY (zucht) Ja, meestal... RONNY Heb je problemen met de verwarming? MAGGY Nee... Ik geef jullie iets warm om te drinken. Koffie of thee... iets anders? RONNY Koffie is prima. Maggy kijkt Anna aan. ANNA (Knikt bibberend.) MAGGY Ga zitten alsjeblieft, het wordt een lang verhaal...ik maak meteen koffie. Op de sofa liggen een aantal dekens, gebruik ze gerust. Ronny en Anna haasten zich naar de sofa. Er liggen 6 dekens en een zestal wollen handschoenen in verschillende maten. Haastig wikkelen Ronny en Anna zich in de dekens en speuren in de hoop handschoenen, op zoek naar de juiste maat. Maggy komt aangelopen met grote koppen, lepeltjes en een grote doos met koekjes. Ze glimlacht. MAGGY De koffie staat op. Neem gerust veel koekjes...dat helpt om je innerlijke kachel op gang te brengen. ANNA Heb je het niet koud Maggy? MAGGY Natuurlijk, maar ik ben het gewoon. Ik wilde eerst de koffie voor jullie klaarzetten, gelukkig werkt de electriciteit... mijn skipak en handschoenen liggen klaar om aan te trekken. Maggy gaat de kamer uit. ANNA Dit is toch al te gek? RONNY Gek of niet, dit is abnormaal. Ik zie geen air conditioning. Hoe komt het dan dat het hier zo koud is? Ik denk dat dit al een stuk van het probleem is. ANNA Ik vind het beangstigend... RONNY Eens kijken of haar radiatoren het wel doen. Ronny staat op en voelt aan de radiator. (Uit een kreet.)   Dit ga je niet geloven! De radiatoren staan op maximum. Ik kon er mijn hand niet op houden. Maggy komt binnen in skipak en houdt een thermos vast. RONNY Maggy, je radiator staat gloeiend heet ! MAGGY Ja... verbazend hé? ANNA Maggy... wat is er in hemelsnaam aan de hand? Maggy en Ronny gaan zitten. Maggy schenkt de koffie uit de thermos in de koppen. MAGGY Ach, ik ben de suiker en melk vergeten. (sloft de kamer uit) RONNY Wat het ook is...ze blijft er kalm bij. ANNA Ik niet! Nog even en ik loop terug naar buiten. Op dat moment komt Maggy terug de kamer in met de suiker en melk. Maggy zet zich rustig op de andere fauteil. MAGGY Wie wil er suiker en melk? Laat de koffie niet koud worden. Het gaat héél snel. Automatisch gehoorzamen Ronny en Anna: zonder melk of suiker nemen ze voorzichtig een slokje. Als je suiker neemt duurt het iets langer voor het koud wordt. Maggy neemt 5 klontjes suiker, roert heel kort in de kop en drinkt gulzig. Anna en Ronny haasten zich om één klontje suiker in hun kop te doen en kijken gebiologeerd toe hoe Maggy de rest van haar kop opdrinkt. ANNA Maggy...hoe...hoe MAGGY Kijkt naar de klok (22u) in de kamer. Momentje, neem jullie koppen vast. Wil je? Anna en Ronny aarzelen. Op dat moment valt uit het niets  een heleboel kleine voorwerpen op de tafel. Een gedeelte valt in Anna en Ronny hun kop. De kop van Ronny valt om. Anna (gilt.) MAGGY Dat was het voor vandaag. Zitten er waardevolle stukken bij? Anna en Ronny kijken Maggy stomverbaasd aan. Maggy raapt alle voorwerpen op en zet Ronny zijn kop recht. Een paar oorbellen...knoppen, een vals gebit en een heleboel koperen centjes. Ik ga even een schotelvod halen. Anna klamt Ronny doodsbang vast. Ronny schrikt van Anna's reactie. neemt haar in de armen. (onzeker) Kalm...kalm...Shuuuuuut  streelt Anna's haar als een automaat. Maggy komt met de schotelvod in haar skihandschoenen in de kamer en ruimt de gemorste koffie op. Met een grote zucht gaat ze zitten. Soms flikkeren de lichten of hoor je muziek. Oude liedjes op een antieke grammofoon...denk ik...of gefluister. Als ik in mijn bed lig hoor ik soms iemand stampvoetend rondlopen... ANNA Wat is het! MAGGY Ik vroeg het aan een priester...hij is hier geweest...'demon of een ontevreden geest', zei hij. 'Ik geloof niet in geesten,' antwoorde ik. 'Kan je me helpen,' vroeg ik toen. De priester stak me een bijbel toe en verliet het huis zonder woorden. RONNY (fluistert) Ik ken iemand met paranormale gaven... MAGGY (huilt stilletjes) Ik weet het niet meer. Ik wil alles proberen...heb zelfs de Bijbel helemaal uitgelezen...niets helpt ANNA Misschien die persoon met paranormale gaven...hoop ik...voor jou. We willen je helpen... Op dat moment (24u)horen ze een grote bonk.  Anna vlucht in paniek naar buiten. Einde scéne II       Volgende dag? De paragnost. - huis van maggy in de late namiddag 16u) scene III Eddy, met hoed, houdt een grote boodschappentas vast en belt aan. Maggy doet open. EDDY Dag Maggy, ik ben Eddy...paragnost. MAGGY Kom binnen, let niet op de rommel...ik ben gewoon...alles zo moe. EDDY Legt een hand op Maggy's schouder. Mag ik? MAGGY (in skipak en nerveus) Ja...natuurlijk, ja kom binnen, alsjeblieft!   Eddy  stapt de hal/kamer in. Kijkt in de boodschappentas en haalt er een dikke wollen sjaal en dikke handschoenen uit. Kalm doet hij zijn jas open, wikkelt de sjaal kruiselings over zijn borst, knoopt zijn jas toe en doet vervolgens de handschoenen aan. Maggy volgt zwijgend al zijn bewegingen. Dan kijkt hij zorgvuldig om zich heen.   Hoelang is dit al aan de gang? MAGGY Drie maand...denk ik, het lijken wel jaren. EDDY Je woont hier al lang? MAGGY Sinds mijn jeugd. Dit is het huis van mijn ouders...ze zijn alletwee dood... EDDY Op hetzelfde moment? MAGGY Nee, eerst stierf moeder... en een jaar later vader. EDDY Het spijt me, dat moet erg moeilijk voor je zijn geweest... MAGGY (Maggy knikt.) Héél moeilijk...ik rouwde nog voor moeder...en toen vader. ( snikt.) De bel gaat.  opent de deur. Anna en Ronny stappen zwijgzaam de kamer in. EDDY Zet de boodschappentas op een zetel. Hier zijn de helpers. MAGGY Helpers? Wat kunnen zij doen? EDDY Dat zal je wel merken. RONNY Eerlijk gezegd, ik weet niet hoe we kunnen helpen? EDDY Alles op zijn tijd... (Kijkt Maggy doordringend aan.) Hoe zijn je ouders gestorven? MAGGY (handenwringend) Moeder stierf aan kanker, vader van verdriet. Hij wou niet meer leven... EDDY Is er iets bijzonder gebeurd bij de dood van je moeder? MAGGY Nee...of ja toch...vader wilde de huwelijksring van moeder om ze samen te laten smelten tot één ring.Zo was moeder nog altijd bij hem, zei hij. Maar moeder haar trouwring zat niet meer aan haar vinger. EDDY Werd er iemand verdacht? MAGGY (terug handenwringend) Het kan iedereen zijn geweest: verplegend personeel, een andere patiënt, bezoekers...de kuisvrouw... EDDY Kijkt op de kamerhorloge. We hebben nog een uur de tijd. ANNA Voor wat? EDDY (geheimzinnig) Om de waarheid te kennen. RONNY Welke waarheid? EDDY DAT...moeten we nog ontdekken. Maggy leg je op de salontafel, alsjeblieft. MAGGY Op de salontafel? Voor wat? EDDY Het spijt me Maggy, het MOET. MAGGY (aarzelend) Ik weet niet wat de bedoeling is... EDDY GA OP DE SALONTAFEL LIGGEN! MAGGY Gehoorzaamt. neemt drie kussens en legt één kussen onder haar rug,  het ander onder haar hoofd en het laatste onder haar knieën. (vriendelijk) Lig je goed? MAGGY Ja...het gaat. EDDY (keert zich naar Ronny en Anna) Anna, jij neemt Maggy's hoofd vast en Ronny de voeten. Gewoon vasthouden. Anna en Ronny nemen Maggy voorzichtig vast. Stapt naar de boodschappentas, haalt er 4 dikke kaarsen uit. Zet de twee kaarsen aan weerszijde van Maggy's romp. Anna, Ronny, wat er ook gebeurd, zorg ervoor dat de kaarsen niet uitgaan. Buigt zich voorover naar Maggy. Maggy, wees niet bang, ik ja gewoon je armen strelen en vragen stellen waarop je eerlijk antwoord. Kan ik daar op rekenen? MAGGY (Met trillende stem)) Eerlijk antwoorden? G... g...goed, ja. EDDY Maggy ben je nog steeds verdrietig? MAGGY Ja. EDDY Heb je het nog steeds moeilijk? MAGGY Ja. EDDY Heb je een schuldgevoel? MAGGY J...ja. EDDY Waarvoor voel je je schuldig. MAGGY (schudt haar hoofd traag van links naar rechts). EDDY Antwoord! MAGGY Dat ik vader niet kon helpen! EDDY Lieg je? Drukt haar armen naar beneden. MAGGY (beweegt schokkend) EDDY Anna, Ronny, zorg ervoor dat ze niet kan ontsnappen. Ze MOET op de tafel blijven liggen. ANNA Is dit wel nodig? EDDY Ja! RONNY Ik voel de spanning in haar benen, het wordt moeilijk om haar voeten in bedwang tehouden. EDDY Indien nodig gebruik al je kracht! Maggy antwoordt, nu! MAGGY (grommend) Jaaaaaa! EDDY Heb je de ring? MAGGY Nee! EDDY Heb je de ring genomen? MAGGY (kalm) Ja. EDDY Waren het mooie ringen. MAGGY Ja. EDDY Beschrijf ze. MAGGY Hoogwaardig goud met 2 briljanten er in. Tussen de 2 stenen een gegraveerde knoop ten teken van hun verbondenheid. EDDY Ze zijn dus kostbaar? MAGGY (zucht) Jaaaaaaa. EDDY Heb je schulden? MAGGY (grauwt) Nee! EDDY Heb je de ringen in je bezit? MAGGY (worstelt hevig) RONNY Verdomme, Eddy! Ik kan haar voeten nauwelijks houden! ANNA Ik ook! Zonder kussen had ze nu een hersenschudding! EDDY ( woedend) Antwoord! Ik beveel je om te antwoorden!HEB JE DE RINGEN! MAGGY Ja, verdomme! Jaaaaa! EDDY Waar zijn ze? MAGGY (klein en huilerig)) Ik weet het niet... EDDY Je weet het niet? MAGGY (zeurig) Neeeeeje. ANNA Ik heb de indruk dat ze in slaap valt? RONNY Eddy, wat denk jij? EDDY We kunnen haar best wat rust gunnen. Haar geest heeft zich opgesplitst. RONNY Wat bedoel je? ANNA Bedoel je dat ze een gespleten persoonlijkheid heeft? EDDY Inderdaad...het schuldig en niet schuldige gedeelte. Ze wordt verteert door schuldgevoelens en wil bekennen, maar de eggoïste in haar heeft de overhand. Ze is haar eigen klopgeest geworden. Ze straft zichzelf tot het nuchtere gedeelte wint.De poltergeistfenomenen zullen dan vanzelf weggaan. Maggy ontspant en ligt te slapen op de salontafel EDDY Anna, leg nog een deken over haar, maar eerst... Haalt een groot aantal Colson-bandjes uit zijn boodschappentas en knevelt Maggy haar voeten, handen, maar ook haar hoofd, romp en knieën door de bandjes aan elkaar te binden rond de salon tafel. Met een diepe plof gaat hij in de zetel zitten. Hij veegt het zweet van zijn gezicht. Verbouwereerd gaan Ronny en Anna naast Eddy zitten. Plots valt alle licht uit, ook de kaarsen. Einde scéne III Avond - Maggy's kamer in het donker - scéne IV We horen enkel het huilen van de wind buiten het huis en het kraken van hout. EDDY Strijkt een lucifer af en brengt de kaarsen terug tot leven. Maggy snurkt stilletjes. Dat had ik wel verwacht... ANNA En...wat nu? RONNY Niet teveel hoop ik, ik ben doodop! EDDY Profiteer ervan om te rusten, we zijn er nog niet. Eddy legt zijn hoed over zijn gezicht en valt prompt in slaap. RONNY Meent die dat nu? ANNA Ik weet niet wat jij gaat doen, maar in knap ook een uiltje. We zien de klok aan de muur 4 uur versneld vooruit lopen tot 22u. MAGGY (uit een langerekte spookachtige kreet) Aaaaaaai, nééééééééé Ze begint heftig te worstelen. EDDY Zorg ervoor dat de kaarsen niet uitgaan! Overstuur nemen Anna en Ronny terug hun oorspronkelijke positie in. ANNA Ze lijkt sterker dan ooit! RONNY Doe zoals ik!Ga erop zitten... ANNA Jij zit op haar voeten...wisselen? RONNY Euh nee, ik zou iets kunnen kwijtspelen... EDDY Focus mensen! (rustig) Maggy, denk je niet gelukkiger te voelen als je oucers terug samen zijn? MAGGY (met een grote zucht)) Jaaaaaaaaaaaaa. EDDY Verenig hun terug en je zult bevrijdt worden van jouw poltergeist. MAGGY J...ja, dat is het beste. EDDY (fluisterend) Geef ze terug. Bevrijdt jezelf. Maak iedereen gelukkig... MAGGY I...ik...ik kan nie...niet (huilt zachtjes) Ronny (kijkt Anna strak aan) Wat is dut nu weer voor flauwe kul! ANNA Shuuuuuut, ze is in trance! EDDY Gaan jullie nu alleibei zwijgen, ja? (ademt diep in en fluistert in haar oor) Maggy, waarom kan je de juwelen niet teruggeven? MAGGY I...ik ben ze verloren... (zucht melijwekkend) Ik probeer ze te vinden...niets. Ik voel me zo schuldig... EDDY Wie kan er nog interesse hebben in de ringen? MAGGY Kwwwwweeeeeeenniiiiiiiiit EDDY Heb je huisdieren? MAGGY N...nee. Enkel de ekster in de boom komst me af en toe bezoeken voor restjes. Ze zit met kuikens. EDDY Weet je op welke tak? MAGGY Jaaaaaaaaaaa. EDDY Dit is heel belangrijk! Kijk in het nest met je onstofelijk oog. MAGGY Aaaaaaach, drie kuikens EDDY Zie je niks blinken? MAGGY Neeeee....ja toch! EDDY De klok slaat bijna 10 uur 's avonds...neem vlug wat blinkt uit het nest met je onstoffelijke hand. Heb je het in je hand? De kaarsen flikkeren door een plotse wind. Zwaar gebonk klinkt op de trap naar beneden. Een ijskoude wind waait door het huis. EDDY (ROEPT BEZWEREND) Maggy! Laat ze los! Nu! Uit het niets verschijnen plots boven de salontafel allerlei,prullaria, met daartussen ....de ringen. Rinkelend vallen ze op de grond voor de voeten van Eddy. EDDY raapt ze snel op en zegent iedereen in de kamer en zichzelf (Roept luid op gebiedende toon) Wat krom was, is nu recht. Wat verloren was, is teruggevonden. Verloren liefde, wees vervuld. Vul dit huis met liefde en vergeef de misstappen van een mens. Mens vergeef en vergeet. Alle kaarsen gaag uit en een doodse stilte valt over het hele huis, één voor één gaan alle lichten aan. ANNA Het is minder koud. RONNY Wijst naar Maggy die bewusteloos op de tafel ligt. Op haar hart rust een witte roos. EDDY glimlacht naar Ronny en Anna en steekt al zijn spullen terug in de BiG SHOPPER ZAK. Hij licht zijn hoed even op en stapt rustig naar buiten. Ik wens jullie nog een vredige dag.     EINDE  

Fanny Vercammen
0 0